Spaans

Uitgebreide synoniemen voor clase in het Spaans

clase:

clase [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la clase
    la lección; la clase; el cursillo; la hora; el estudios; el curso; la hora de clase; el aula
    • lección [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cursillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • estudios [el ~] zelfstandig naamwoord
    • curso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora de clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aula [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. la clase
    el año escolar; la clase
  3. la clase
    la educación; la clase; la enseñanza
  4. la clase
    la lección; la clase; la educación; el comando; la instrucción; la comisión
  5. la clase
    la clase; la lección; el curso; la sala de clase; el aula; la hora lectiva; la hora de clase
  6. la clase
    el colegio; la clase; la lección
    • colegio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lección [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. la clase
    el tipo; la categoría; el género; la clase
    • tipo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • género [el ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
  8. la clase
    la clase
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
  9. la clase
    la capa; la clase; la clase social; la categoría; la condición social
  10. la clase
    la clase; la suerte; la categoría; el género; el carácter
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • suerte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • género [el ~] zelfstandig naamwoord
    • carácter [el ~] zelfstandig naamwoord
  11. la clase
    la categoría; la clase
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
  12. la clase
    la sala de clase; la aula; la clase; el local
    • sala de clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aula [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • local [el ~] zelfstandig naamwoord
  13. la clase
    el colegio; el consejo de supervisión; el consejo de vigilancia; la clase
  14. la clase
    el programa de enseñanza; la clase; la lección
  15. la clase
    la clase; el aula
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aula [el ~] zelfstandig naamwoord
  16. la clase
    el grupo; la asociación; la banda; la categoría; el colectivo; la clase
    • grupo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • asociación [la ~] zelfstandig naamwoord
    • banda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • colectivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
  17. la clase
    la clase; el grupo social
  18. la clase
    la clase; el local; la aula
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • local [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aula [la ~] zelfstandig naamwoord
  19. la clase
    la sala de clase; la clase
  20. la clase
    la clase; clase de objeto

Verwante woorden van "clase":


Alternatieve synoniemen voor "clase":


Verwante synoniemen voor clase