Spaans

Uitgebreide synoniemen voor cuerda in het Spaans

cuerda:

cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cuerda
    la cuerda; la correa
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • correa [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la cuerda
    la cuerda; la cuerda fina
  3. la cuerda
    el hilo; la fibra; la cuerda; el cordón; la hebra; el cordoncillo; el nervio
    • hilo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fibra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cordón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hebra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cordoncillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nervio [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. la cuerda
    el hilo; la cuerda
    • hilo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. la cuerda
    la cuerda
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. la cuerda
    la arruga; la línea; la arruga facial; la rama; la cuerda; el cordel; la raya; el trazo; la ondulación; el hacer régimen; el sedal
    • arruga [la ~] zelfstandig naamwoord
    • línea [la ~] zelfstandig naamwoord
    • arruga facial [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rama [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cordel [el ~] zelfstandig naamwoord
    • raya [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ondulación [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hacer régimen [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sedal [el ~] zelfstandig naamwoord
  7. la cuerda
    la cuerda; el cordoncito; el cordel; el bramante; la cuerdita; la cuerda fina
  8. la cuerda
    la cuerda; el tirador
    • cuerda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tirador [el ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "cuerda":


Verwante synoniemen voor cuerda