Spaans

Uitgebreide synoniemen voor etapa in het Spaans

etapa:

etapa [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la etapa
    la fase; la etapa en el dearrollo; el período; la etapa
  2. la etapa
    la etapa; el período; el momento; el tramo; el estadio; la fase; el trayecto
    • etapa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • período [el ~] zelfstandig naamwoord
    • momento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tramo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • estadio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trayecto [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. la etapa
    la ronda; el marte; el paseo; el turno; la etapa; el trayecto; la marcha; la ruta; la excursión; la rotación; el trip; la marcha hacia adelante
    • ronda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • marte [el ~] zelfstandig naamwoord
    • paseo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • turno [el ~] zelfstandig naamwoord
    • etapa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trayecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marcha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ruta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • excursión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rotación [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trip [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marcha hacia adelante [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. la etapa
    la excursión; la escapada; el viaje; la etapa; el trayecto; el arte
    • excursión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • escapada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • viaje [el ~] zelfstandig naamwoord
    • etapa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trayecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • arte [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "etapa":

  • etapas

Alternatieve synoniemen voor "etapa":


Verwante synoniemen voor etapa