Spaans

Uitgebreide synoniemen voor guasa in het Spaans

guasa:

guasa [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la guasa
    el gozo; el gusto; el placer; la guasa; el chistosidad; la broma; el cachondeo; la bromas; la chanzas; la dulce ironía
    • gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gusto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • placer [el ~] zelfstandig naamwoord
    • guasa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chistosidad [el ~] zelfstandig naamwoord
    • broma [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cachondeo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bromas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chanzas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dulce ironía [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la guasa
    la broma; la locura; la tontería; la tonterías; la bromas; el cachondeo; la guasa
    • broma [la ~] zelfstandig naamwoord
    • locura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tontería [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tonterías [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bromas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cachondeo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • guasa [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la guasa
    la locura; la guasa; la demencia; el trastorno mental; la chifladura; la deficiencia mental; la enajenación mental; la chaladuria; la enfermedad mental; la perturbación mental; la pertubación mental

Verwante woorden van "guasa":

  • guasas

Alternatieve synoniemen voor "guasa":