Spaans

Uitgebreide synoniemen voor hinchazón in het Spaans

hinchazón:

hinchazón [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la hinchazón
    la hinchazón; el nudo; el bulto; el bollo; la brocha; la borla
    • hinchazón [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nudo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bulto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bollo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • brocha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • borla [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la hinchazón
    la dilatación; la hinchazón
  3. la hinchazón
    el hinchamiento; la hinchazón
  4. la hinchazón
    el bulto; el bollo; la hinchazón; el punto hinchado
  5. la hinchazón
    el nivel; el pedazo; el bulto; la contusión; la roncha; la nobleza; la hinchazón; el abultado
    • nivel [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pedazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bulto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • contusión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • roncha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nobleza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hinchazón [la ~] zelfstandig naamwoord
    • abultado [el ~] zelfstandig naamwoord

hinchazón [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el hinchazón
    el hinchazón
  2. el hinchazón
    el hinchazón; la ampulosidad; el estilo pomposo
  3. el hinchazón
    el espesamiento; el hinchazón

Verwante woorden van "hinchazón":


Alternatieve synoniemen voor "hinchazón":


Verwante synoniemen voor hinchazón