Spaanse synoniemen van mango, ander woord voor mango

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

mango:
- mango; asidero
mangar:
- mangar; robar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; arrebatar; mangar a; coger; pegar; picar; arrancar; pulir; escamotear; piratear; desposeer; liar; expropiar; afanar; defraudar; evitar; escapar; disimular; disentir; divergir; huntar; desfalcar; guardarse de

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor mango in het Spaans

mango:

mango [el ~] zelfstandig naamwoord

el mango
el mango
- mango [el ~] zelfstandig naamwoord
el mango
el asidero; el mango
- asidero [el ~] zelfstandig naamwoord
- mango [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "mango":

manga, mangas

Alternatieve synoniemen voor "mango":

agarradero; agarrador; asidero; asa; empuñadura
astil
cabo; agarradera
cacha; culata; pomo; puño
maceta; tiesto; macillo; pichel; florero; maza; martillo; jardinera

mangar:

mangar werkwoord

mangar
mangar; robar; birlar
- mangar werkwoord
- robar werkwoord
- birlar werkwoord
mangar
robar; hurtar; birlar; mangar; llevarse con el pico; arrebatar; mangar a
- robar werkwoord
- hurtar werkwoord
- birlar werkwoord
- mangar werkwoord
- llevarse con el pico werkwoord
- arrebatar werkwoord
- mangar a werkwoord
mangar
mangar; birlar
- mangar werkwoord
- birlar werkwoord
mangar
coger; pegar; picar; robar; arrancar; pulir; mangar; hurtar; escamotear; piratear
- coger werkwoord
- pegar werkwoord
- picar werkwoord
- robar werkwoord
- arrancar werkwoord
- pulir werkwoord
- mangar werkwoord
- hurtar werkwoord
- escamotear werkwoord
- piratear werkwoord
mangar
desposeer; liar; mangar; expropiar; escamotear
- desposeer werkwoord
- liar werkwoord
- mangar werkwoord
- expropiar werkwoord
- escamotear werkwoord
mangar
afanar; mangar
- afanar werkwoord
- mangar werkwoord
mangar
robar; defraudar; evitar; escapar; disimular; mangar; disentir; divergir; huntar; desfalcar; mangar a; guardarse de
- robar werkwoord
- defraudar werkwoord
- evitar werkwoord
- escapar werkwoord
- disimular werkwoord
- mangar werkwoord
- disentir werkwoord
- divergir werkwoord
- huntar werkwoord
- desfalcar werkwoord
- mangar a werkwoord
- guardarse de werkwoord

Conjugations for mangar:

presente

mango
mangas
manga
mangamos
mangáis
mangan

imperfecto

mangaba
mangabas
mangaba
mangábamos
mangabais
mangaban

indefinido

mangué
mangaste
mangó
mangamos
mangasteis
mangaron

fut. de ind.

mangaré
mangarás
mangará
mangaremos
mangaréis
mangarán

condic.

mangaría
mangarías
mangaría
mangaríamos
mangaríais
mangarían

pres. de subj.

que mangue
que mangues
que mangue
que manguemos
que manguéis
que manguen

imp. de subj.

que mangara
que mangaras
que mangara
que mangáramos
que mangarais
que mangaran

miscelánea

¡manga!
¡mangad!
¡no mangues!
¡no manguéis!
mangado
mangando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "mangar":

buitrear; aprovecharse; gorronear
escamotear; robar; quitar; birlar; hurtar

Verwante synoniemen voor mango

Remove Ads

Synoniemen voor "mango" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor mango in het Spaans

mango:

mango [el ~] zelfstandig naamwoord

el mango

el mango

Verwante woorden van "mango":

Alternatieve synoniemen voor "mango":

mangar:

mangar werkwoord

mangar

mangar

mangar

mangar

mangar

mangar

mangar

Conjugations for mangar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "mangar":

Verwante synoniemen voor mango