Overzicht
Spaans naar Frans:   Meer gegevens...
  1. casero:
  2. caserío:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor casero (Spaans) in het Frans

casero:

casero bijvoeglijk naamwoord

  1. casero (sedentario; muy de casa)
    casanier; casanière

Vertaal Matrix voor casero:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casanier casero; muy de casa; sedentario
casanière casero; muy de casa; sedentario

Verwante woorden van "casero":

  • casera, caseras, caseros

Synoniemen voor "casero":


Wiktionary: casero


Cross Translation:
FromToVia
casero propriétaire landlord — person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo
casero propriétaire Hauswirt — der Eigentümer oder Besitzer eines Hauses, der Wohnungen in diesem Haus vermietet
casero fait maison; maison hausgemachtselbstgemacht, selbst hergestellt (z.B. Nahrungsmittel)

caserío:

caserío [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el caserío (aldea; hueco; hoyo; )
    l'hameau
    • hameau [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. el caserío (asentamiento; establecimiento; colonia; )
    la colonie
    • colonie [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor caserío:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colonie aldea; aldeita; aldeorrio; asentamiento; caserío; colonia; establecimiento asentamiento; establecimiento
hameau abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha

Verwante woorden van "caserío":

  • caseríos

Synoniemen voor "caserío":


Wiktionary: caserío

caserío
Cross Translation:
FromToVia
caserío hameau hamlet — small village
caserío petit village Dörfchen — das kleine Dorf

Verwante vertalingen van casero