Calibre: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

calibre:
- diameter; middellijn; kaliber; kalibrering
calibrar:
- kalibreren; meten; peilen; diepte bepalen; opmeten
Wiktionary:
- calibre → boring, kaliber
- calibre → kaliber, passer, schuifmaat
- calibrar → ijken
- calibrar → ijken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor calibre (Spaans) in het Nederlands

calibre:

calibre [el ~] zelfstandig naamwoord

el calibre
de diameter; de middellijn
- diameter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- middellijn [de ~] zelfstandig naamwoord
el calibre
het kaliber
- kaliber [het ~] zelfstandig naamwoord
el calibre (graduación)
kalibrering
- kalibrering [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor calibre:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
diameter	calibre	diámetro; línea media
kaliber	calibre
kalibrering	calibre; graduación
middellijn	calibre	diámetro; línea media

Verwante woorden van "calibre":

calibres, calibra, calibras

Synoniemen voor "calibre":

alcance; importancia; trascendencia; repercusión; resonancia; difusión; envergadura; significación; valor; magnitud; gravedad

Wiktionary: calibre

calibre

noun

kaliber, met name van een cilinder van een verbrandingsmotor
- boring → calibre
middellijn van de ziel van vuurwapens...
- kaliber → calibre

Cross Translation:

From	To	Via
• calibre	→ kaliber	↔ calibre — Diameter of the bore of a firearm
• calibre	→ passer	↔ calipers — device used to measure thickness between two surfaces
• calibre	→ schuifmaat	↔ pied à coulisse — instrument permettant de mesurer les longueurs, composé d’une règle fixe graduée en millimètres, et d’une partie coulissante.

calibre vorm van calibrar:

calibrar werkwoord

calibrar (marcar; comprobar; situar; localizar; pulsar; aforar; tantear)
kalibreren
- kalibreren werkwoord (kalibreer, kalibreert, kalibreerde, kalibreerden, gekalibreerd)
calibrar (medir; comprobar; sondrar; escandallar; sondear)
meten; peilen; diepte bepalen; opmeten
- meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)
- peilen werkwoord (peil, peilt, peilde, peilden, gepeild)
- diepte bepalen werkwoord
- opmeten werkwoord (meet op, mat op, maten op, opgemeten)

Conjugations for calibrar:

presente

calibro
calibras
calibra
calibramos
calibráis
calibran

imperfecto

calibraba
calibrabas
calibraba
calibrábamos
calibrabais
calibraban

indefinido

calibré
calibraste
calibró
calibramos
calibrasteis
calibraron

fut. de ind.

calibraré
calibrarás
calibrará
calibraremos
calibraréis
calibrarán

condic.

calibraría
calibrarías
calibraría
calibraríamos
calibraríais
calibrarían

pres. de subj.

que calibre
que calibres
que calibre
que calibremos
que calibréis
que calibren

imp. de subj.

que calibrara
que calibraras
que calibrara
que calibráramos
que calibrarais
que calibraran

miscelánea

¡calibra!
¡calibrad!
¡no calibres!
¡no calibréis!
calibrado
calibrando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor calibrar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
diepte bepalen	calibrar; comprobar; escandallar; medir; sondear; sondrar
kalibreren	aforar; calibrar; comprobar; localizar; marcar; pulsar; situar; tantear
meten	calibrar; comprobar; escandallar; medir; sondear; sondrar
opmeten	calibrar; comprobar; escandallar; medir; sondear; sondrar
peilen	calibrar; comprobar; escandallar; medir; sondear; sondrar

Synoniemen voor "calibrar":

medir; calcular; evaluar; valorar; determinar
cronometrar; contar

Wiktionary: calibrar

calibrar

verb

meting op juiste schaal brengen
- ijken → calibrar; aforar