Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
pesado:
- vervelend; irritant; ergerlijk; lijzig; loom; log; zwaar; moeilijk verteerbaar; machtig; slecht verteerbaar; saai; ellendig; afgezaagd; langdraadig; rot; langwijlig; lastig; melig; met een groot gewicht; geweldig; formidabel; fantastisch; prachtig; eentonig; slaapverwekkend; monotoon; flauw; stomvervelend; plomp; lomp; onsierlijk van gedaante; voortvarend; zwaarlijvig; dik; corpulent; lijvig; gezet; jeremiërend; klagerig; klaaglijk; jammerend; bezwaarlijk; met bezwaren; vetlijvig; negatief; zeurderig; beklagend
- etter; etterbak; hinderlijk persoon; lastpak; lastpost; spelbreker; chagrijn; druiloortje; galbak; overlast; ergernis; hinder
- pesar:
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor pesado (Spaans) in het Nederlands
pesado:
-
pesado (molesto; irritante)
-
pesado (desanimado; flojo; lento; perezoso; tardo; tedioso; abatido; fastidioso; apático; bochornoso)
-
pesado
zwaar; moeilijk verteerbaar; machtig; slecht verteerbaar-
zwaar bijvoeglijk naamwoord
-
moeilijk verteerbaar bijvoeglijk naamwoord
-
machtig bijvoeglijk naamwoord
-
slecht verteerbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (aburrido)
saai; vervelend; ellendig; afgezaagd; langdraadig; rot; langwijlig; lastig; melig-
saai bijvoeglijk naamwoord
-
vervelend bijvoeglijk naamwoord
-
ellendig bijvoeglijk naamwoord
-
afgezaagd bijvoeglijk naamwoord
-
langdraadig bijvoeglijk naamwoord
-
rot bijvoeglijk naamwoord
-
langwijlig bijvoeglijk naamwoord
-
lastig bijvoeglijk naamwoord
-
melig bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (de peso)
zwaar; met een groot gewicht-
zwaar bijvoeglijk naamwoord
-
met een groot gewicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (formidable; fantástico; buenísimo; fabuloso; estupendo; muy; fenomenal; poderoso; colosal; enorme; excelente)
geweldig; formidabel; fantastisch; prachtig-
geweldig bijvoeglijk naamwoord
-
formidabel bijvoeglijk naamwoord
-
fantastisch bijvoeglijk naamwoord
-
prachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (monótono; insulso; soñoliento; abobado; rutinario; desabrido)
saai; eentonig; slaapverwekkend; monotoon-
saai bijvoeglijk naamwoord
-
eentonig bijvoeglijk naamwoord
-
slaapverwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
monotoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (soso)
-
pesado (fastidioso)
stomvervelend-
stomvervelend bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (desgarbado; torpe; lerdo; burdo)
plomp; lomp; onsierlijk van gedaante; log-
plomp bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
onsierlijk van gedaante bijvoeglijk naamwoord
-
log bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (cargante)
voortvarend-
voortvarend bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (corpulento; gordo; masivo; puesto; graso; espeso; hinchado; grasiento; penoso; grave; negrilla; extenso; obeso; voluminoso; grueso; reducido; entrado; sólido; movido; fértil; lucrativo; rollizo; llenito; entrado en carnes; importante; severo; repleto; gravemente)
zwaarlijvig; dik; corpulent; lijvig; gezet-
zwaarlijvig bijvoeglijk naamwoord
-
dik bijvoeglijk naamwoord
-
corpulent bijvoeglijk naamwoord
-
lijvig bijvoeglijk naamwoord
-
gezet bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (quejicoso; lamentable; doloroso; cargante; quejoso; lastimoso; plañidero)
jeremiërend; klagerig; klaaglijk; jammerend-
jeremiërend bijvoeglijk naamwoord
-
klagerig bijvoeglijk naamwoord
-
klaaglijk bijvoeglijk naamwoord
-
jammerend bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (difícil; penoso; laborioso; fastidioso; trabajoso)
lastig; bezwaarlijk; met bezwaren-
lastig bijvoeglijk naamwoord
-
bezwaarlijk bijvoeglijk naamwoord
-
met bezwaren bijvoeglijk naamwoord
-
-
pesado (corpulento; de peso; ancho; gordo; grasiento; voluminoso)
-
pesado (quejando; murrio; hosco; lastimoso; quejumbroso; quejicoso; huraño; desabrido; cargante; mohino)
-
el pesado (gilipollas; cabrón; animal; desgraciada; desgraciado)
-
el pesado (latoso)
-
el pesado
-
el pesado
het druiloortje -
el pesado (latoso; sinvergüenza; miserable; desgraciada; mal bicho; mala bestia; desgraciado)
-
el pesado (molestia; calamidad; pesada; fastidio; bromista; irritación; persona maliciosa)
Vertaal Matrix voor pesado:
Synoniemen voor "pesado":
Wiktionary: pesado
pesado
Cross Translation:
adjective
adverb
-
ergernis wekkend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pesado | → hinderlijk; lastig; zwaar; moeilijk; moeizaam | ↔ cumbersome — burdensome or hindering, as a weight or drag; vexatious; cumbrous |
• pesado | → zwaar | ↔ heavy — having great weight |
• pesado | → zwaarwegend | ↔ weighty — having weight |
• pesado | → laf; saai | ↔ langweilig — eintönig, uninteressant |
• pesado | → zwoel; benauwd; drukkend | ↔ schwül — das Wetter und die Luft betreffend: unangenehm heiß und feucht |
• pesado | → drukkend; zwaar | ↔ lourd — Dont le poids est élevé (sens général) |
pesar:
-
el pesar (aflicción; pena; tristeza; melancolía)
-
el pesar (dolor; pena; tristeza; aflicción)
-
el pesar (dolor; duelo; daño; pesadumbre; pena; tristeza; desgracia; disgusto; miseria; aflicción)
-
el pesar (malhumor; líos; congoja; luto; disgustos; pena; dolor; duelo; daño; tristeza; miseria; problemas; dificultades; aflicción)
-
pesar
-
pesar
Conjugations for pesar:
presente
- peso
- pesas
- pesa
- pesamos
- pesáis
- pesan
imperfecto
- pesaba
- pesabas
- pesaba
- pesábamos
- pesabais
- pesaban
indefinido
- pesé
- pesaste
- pesó
- pesamos
- pesasteis
- pesaron
fut. de ind.
- pesaré
- pesarás
- pesará
- pesaremos
- pesaréis
- pesarán
condic.
- pesaría
- pesarías
- pesaría
- pesaríamos
- pesaríais
- pesarían
pres. de subj.
- que pese
- que peses
- que pese
- que pesemos
- que peséis
- que pesen
imp. de subj.
- que pesara
- que pesaras
- que pesara
- que pesáramos
- que pesarais
- que pesaran
miscelánea
- ¡pesa!
- ¡pesad!
- ¡no peses!
- ¡no peséis!
- pesado
- pesando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor pesar:
Synoniemen voor "pesar":
Wiktionary: pesar
pesar
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pesar | → harteleed | ↔ grief — sadness |
• pesar | → spijt; berouw | ↔ regret — instance of such an emotion |
• pesar | → smart; rouw | ↔ sorrow — unhappiness |
• pesar | → wegen | ↔ weigh — to determine the weight of an object |
• pesar | → wegen | ↔ weight — in mathematics |
• pesar | → wegen | ↔ wiegen — (transitiv) das Gewicht von jemandem oder etwas messen |
• pesar | → wegen | ↔ wiegen — (intransitiv) ein bestimmtes Gewicht besitzen |