Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor acortar (Spaans) in het Nederlands

acortar:

acortar werkwoord

  1. acortar (afeitar)
    scheren
    • scheren werkwoord (scheer, scheert, scheerde, scheerden, geschoren)
  2. acortar (abreviar)
    bekorten
    • bekorten werkwoord (bekort, bekortte, bekortten, bekort)
  3. acortar (restringir; abreviar)
    verkorten; inkorten; korter maken
    • verkorten werkwoord (verkort, verkortte, verkortten, verkort)
    • inkorten werkwoord (kort in, kortte in, kortten in, ingekort)
    • korter maken werkwoord

Conjugations for acortar:

presente
  1. acorto
  2. acortas
  3. acorta
  4. acortamos
  5. acortáis
  6. acortan
imperfecto
  1. acortaba
  2. acortabas
  3. acortaba
  4. acortábamos
  5. acortabais
  6. acortaban
indefinido
  1. acorté
  2. acortaste
  3. acortó
  4. acortamos
  5. acortasteis
  6. acortaron
fut. de ind.
  1. acortaré
  2. acortarás
  3. acortará
  4. acortaremos
  5. acortaréis
  6. acortarán
condic.
  1. acortaría
  2. acortarías
  3. acortaría
  4. acortaríamos
  5. acortaríais
  6. acortarían
pres. de subj.
  1. que acorte
  2. que acortes
  3. que acorte
  4. que acortemos
  5. que acortéis
  6. que acorten
imp. de subj.
  1. que acortara
  2. que acortaras
  3. que acortara
  4. que acortáramos
  5. que acortarais
  6. que acortaran
miscelánea
  1. ¡acorta!
  2. ¡acortad!
  3. ¡no acortes!
  4. ¡no acortéis!
  5. acortado
  6. acortando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

acortar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el acortar (abreviar)
    afkorten

Vertaal Matrix voor acortar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkorten abreviar; acortar
bekorten abreviar
inkorten abreviar
korter maken abreviar
verkorten abreviar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkorten abreviar
bekorten abreviar; acortar
inkorten abreviar; acortar; restringir abreviar
korter maken abreviar; acortar; restringir
scheren acortar; afeitar
verkorten abreviar; acortar; restringir atenuar; reducir; reducirse

Synoniemen voor "acortar":


Wiktionary: acortar

acortar
verb
  1. de tijdsduur minder lang laten zijn
  2. kleding vernauwen

Cross Translation:
FromToVia
acortar verkleinen close — to make smaller
acortar resumeren; samenvatten; excerperen; inkorten; verminderen; afkorten; bekorten abrégerrendre plus court.
acortar afkorten; bekorten; inkorten raccourcirrendre plus court.

Verwante vertalingen van acortar