Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: empalidecer

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: empalidecer

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. empalidecer:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor empalidecer (Spaans) in het Nederlands

empalidecer:

empalidecer werkwoord

  1. empalidecer (palidecer; ponerse pálido)
    vervagen; vervalen; verschieten; verkleuren; vaal worden
    • vervagen werkwoord (vervaag, vervaagt, vervaagde, vervaagden, vervaagd)
    • vervalen werkwoord
    • verschieten werkwoord (verschiet, verschoot, verschoten, verschoten)
    • verkleuren werkwoord (verkleur, verkleurt, verkleurde, verkleurden, verkleurd)
    • vaal worden werkwoord (word vaal, wordt vaal, werd vaal, werden vaal, vaal geworden)
  2. empalidecer (desvanecerse; disipar; desdibujar; )
    vervagen; verbleken; tanen
    • vervagen werkwoord (vervaag, vervaagt, vervaagde, vervaagden, vervaagd)
    • verbleken werkwoord (verbleek, verbleekt, verbleekte, verbleekten, verbleekt)
    • tanen werkwoord (taan, taant, taande, taanden, getaand)
  3. empalidecer (blanquear; decolorarse; palidecer; ponerse pálido)
    verbleken; bleek worden; wit worden
    • verbleken werkwoord (verbleek, verbleekt, verbleekte, verbleekten, verbleekt)
    • bleek worden werkwoord (word bleek, wordt bleek, werd bleek, werden bleek, bleek geworden)
    • wit worden werkwoord

Conjugations for empalidecer:

presente
  1. empalidezco
  2. empalideces
  3. empalidece
  4. empalidecemos
  5. empalidecéis
  6. empalidecen
imperfecto
  1. empalidecía
  2. empalidecías
  3. empalidecía
  4. empalidecíamos
  5. empalidecíais
  6. empalidecían
indefinido
  1. empalidecí
  2. empalideciste
  3. empalideció
  4. empalidecimos
  5. empalidecisteis
  6. empalidecieron
fut. de ind.
  1. empalideceré
  2. empalidecerás
  3. empalidecerá
  4. empalideceremos
  5. empalideceréis
  6. empalidecerán
condic.
  1. empalidecería
  2. empalidecerías
  3. empalidecería
  4. empalideceríamos
  5. empalideceríais
  6. empalidecerían
pres. de subj.
  1. que empalidezca
  2. que empalidezcas
  3. que empalidezca
  4. que empalidezcamos
  5. que empalidezcáis
  6. que empalidezcan
imp. de subj.
  1. que empalideciera
  2. que empalidecieras
  3. que empalideciera
  4. que empalideciéramos
  5. que empalidecierais
  6. que empalidecieran
miscelánea
  1. ¡empalidece!
  2. ¡empalideced!
  3. ¡no empalidezcas!
  4. ¡no empalidezcáis!
  5. empalidecido
  6. empalideciendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor empalidecer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bleek worden blanquear; decolorarse; empalidecer; palidecer; ponerse pálido palidecer
tanen borrar; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; disipar; empalidecer adobar; curtidor; curtir; disminuir; reducirse
vaal worden empalidecer; palidecer; ponerse pálido
verbleken blanquear; borrar; decolorarse; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; disipar; empalidecer; palidecer; ponerse pálido
verkleuren empalidecer; palidecer; ponerse pálido descolorarse; descolorirse
verschieten empalidecer; palidecer; ponerse pálido
vervagen borrar; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; disipar; empalidecer; palidecer; ponerse pálido borrar; correrse; cruzarse; desdibujar; desvanecerse; diluirse; disipar
vervalen empalidecer; palidecer; ponerse pálido
wit worden blanquear; decolorarse; empalidecer; palidecer; ponerse pálido emblanquecerse; volverse blanco

Synoniemen voor "empalidecer":


Wiktionary: empalidecer

empalidecer
verb
  1. alle kleur verliezen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0652 seconde
Page rendered in 1.0 seconds