Spaans

Uitgebreide vertaling voor insistir (Spaans) in het Nederlands

insistir:

insistir werkwoord

  1. insistir
    aandringen
    • aandringen werkwoord (dring aan, dringt aan, drong aan, drongen aan, aangedrongen)
  2. insistir (imponer; instar; imponerse)
    aandringen; aanhouden; op iets aandringen
    • aandringen werkwoord (dring aan, dringt aan, drong aan, drongen aan, aangedrongen)
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • op iets aandringen werkwoord
  3. insistir (imponerse; imponer; instar)
    opdringen
    • opdringen werkwoord (dring op, dringt op, drong op, drongen op, opgedrongen)

Conjugations for insistir:

presente
  1. insisto
  2. insistes
  3. insiste
  4. insistimos
  5. insistís
  6. insisten
imperfecto
  1. insistía
  2. insistías
  3. insistía
  4. insistíamos
  5. insistíais
  6. insistían
indefinido
  1. insistí
  2. insististe
  3. insistió
  4. insistimos
  5. insististeis
  6. insistieron
fut. de ind.
  1. insistiré
  2. insistirás
  3. insistirá
  4. insistiremos
  5. insistiréis
  6. insistirán
condic.
  1. insistiría
  2. insistirías
  3. insistiría
  4. insistiríamos
  5. insistiríais
  6. insistirían
pres. de subj.
  1. que insista
  2. que insistas
  3. que insista
  4. que insistamos
  5. que insistáis
  6. que insistan
imp. de subj.
  1. que insistiera
  2. que insistieras
  3. que insistiera
  4. que insistiéramos
  5. que insistierais
  6. que insistieran
miscelánea
  1. ¡insiste!
  2. ¡insistid!
  3. ¡no insistas!
  4. ¡no insistáis!
  5. insistido
  6. insistiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor insistir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden perseverancia; persistencia; tenacidad
opdringen imposición; obligación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandringen imponer; imponerse; insistir; instar abrirse paso; dar la lata; machacar; seguir empujando
aanhouden imponer; imponerse; insistir; instar aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; continuar; detener; durar; encarcelar; encerrar; perdurar; seguir
op iets aandringen imponer; imponerse; insistir; instar
opdringen imponer; imponerse; insistir; instar

Synoniemen voor "insistir":


Wiktionary: insistir

insistir
verb
  1. doorgaan met verzoeken
  2. iets proberen te verkrijgen

Cross Translation:
FromToVia
insistir erop staan; met klem beweren; volhouden; blijven bij insist — to hold up a claim emphatically
insistir dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.

Verwante vertalingen van insistir