Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dobladillo:
  2. dobladillar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor dobladillo (Spaans) in het Nederlands

dobladillo:

dobladillo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el dobladillo (borde; margen; linde; )
    de rand; de zoom
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zoom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el dobladillo (imposición mínima; imposiciones; alforza)
    de inleg; minimum inleg

Vertaal Matrix voor dobladillo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inleg alforza; dobladillo; imposiciones; imposición mínima imposición; introducción
minimum inleg alforza; dobladillo; imposiciones; imposición mínima
rand almena; borde; confín; dobladillo; extremo; lado; linde; marco; margen; moldura; reborde borde; costado; encuadramiento; lateral; reborde; saliente
zoom almena; borde; confín; dobladillo; extremo; lado; linde; marco; margen; moldura; reborde

Synoniemen voor "dobladillo":


Wiktionary: dobladillo


Cross Translation:
FromToVia
dobladillo zoom hem — border of an article of clothing doubled back and stitched together
dobladillo inslag ourletbord d’une toile ou d’une étoffe replié et cousu, pour empêcher qu’elle ne s’effiler.

dobladillar:

dobladillar werkwoord

  1. dobladillar (hacer un dobladillo)
    zomen
    • zomen werkwoord (zoom, zoomt, zoomde, zoomden, gezoomd)
  2. dobladillar
    omzomen
    • omzomen werkwoord (omzoom, omzoomt, omzoomde, omzoomden, omzoomd)

Conjugations for dobladillar:

presente
  1. dobladillo
  2. dobladillas
  3. dobladilla
  4. dobladillamos
  5. dobladilláis
  6. dobladillan
imperfecto
  1. dobladillaba
  2. dobladillabas
  3. dobladillaba
  4. dobladillábamos
  5. dobladillabais
  6. dobladillaban
indefinido
  1. dobladillé
  2. dobladillaste
  3. dobladilló
  4. dobladillamos
  5. dobladillasteis
  6. dobladillaron
fut. de ind.
  1. dobladillaré
  2. dobladillarás
  3. dobladillará
  4. dobladillaremos
  5. dobladillaréis
  6. dobladillarán
condic.
  1. dobladillaría
  2. dobladillarías
  3. dobladillaría
  4. dobladillaríamos
  5. dobladillaríais
  6. dobladillarían
pres. de subj.
  1. que dobladille
  2. que dobladilles
  3. que dobladille
  4. que dobladillemos
  5. que dobladilléis
  6. que dobladillen
imp. de subj.
  1. que dobladillara
  2. que dobladillaras
  3. que dobladillara
  4. que dobladilláramos
  5. que dobladillarais
  6. que dobladillaran
miscelánea
  1. ¡dobladilla!
  2. ¡dobladillad!
  3. ¡no dobladilles!
  4. ¡no dobladilléis!
  5. dobladillado
  6. dobladillando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor dobladillar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zomen bordes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omzomen dobladillar
zomen dobladillar; hacer un dobladillo

Verwante vertalingen van dobladillo