Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. el:
  2. él:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. el:
    • Wiktionary:
      el → yarda


Spaans

Uitgebreide vertaling voor el (Spaans) in het Nederlands

el:

el

  1. el (lo; la)

el bijvoeglijk naamwoord

  1. el (los; la; las)
    de
    • de bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor el:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
de el; la; las; los
het el; la; lo
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de el; la; las; los

Verwante woorden van "el":

  • eles

Wiktionary: el

el
pronoun
  1. bepaald lidwoord

Cross Translation:
FromToVia
el de; het the — article
el de; het the — used as an alternative to a possessive pronoun before body parts
el het the — with a superlative
el de; het the — used with the name of a member of a class to refer to all things in that class

él:

él

  1. él
    hij
    – derde persoon enkelvoud, mannelijk onderwerp 1
    • hij
      • dat is mijn vader, hij heet Jan1

Vertaal Matrix voor él:

PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
hij él

Wiktionary: él

él
pronoun
  1. Nominatief mannelijk derde persoon enkelvoud nv.nom
  2. de klitische vorm van de 3e persoon enkelvoud mannelijk nominatief

Cross Translation:
FromToVia
él hij; ie he — personal pronoun "he"
él hij; het it — subject — inanimate thing
él hij il — Personne, animal ou chose

Verwante vertalingen van el