Spaans

Uitgebreide vertaling voor radio (Spaans) in het Nederlands

radio:

radio [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el radio (programa radiofónico; emisora de radiodifusión y televisión; programa; )
    de uitzending; het radioprogramma; de radio
  2. el radio
    de radius
    • radius [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el radio
    het radium
    • radium [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. el radio
    het spaakbeen

radio [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la radio (receptor de radio; aparato de radio)
    het radiotoestel; de radio
  2. la radio (emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; radiodifusión; programa radiofónico)
    radio-en televisieomroep; de omroep

Vertaal Matrix voor radio:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omroep emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; programa radiofónico; radio; radiodifusión
radio aparato de radio; emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; programa; programa radiofónico; radio; receptor de radio; transmisión
radio-en televisieomroep emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; programa radiofónico; radio; radiodifusión
radioprogramma emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; programa; programa radiofónico; radio; receptor de radio; transmisión
radiotoestel aparato de radio; radio; receptor de radio aparato de radio
radium radio
radius radio
spaakbeen radio
uitzending emisora de radiodifusión y televisión; ente público de radio y televisión; programa; programa radiofónico; radio; receptor de radio; transmisión difusión; emisión de radio; emisión radiofónico; programa

Verwante woorden van "radio":

  • radios

Synoniemen voor "radio":


Wiktionary: radio

radio
noun
  1. scheikundig element met symbool Ra en atoomnummer 88
  2. (wiskunde, nld) straal van een cirkel
  3. een staaf die de naaf en de velg van een wiel verbindt
  4. bot in de onderarm

Cross Translation:
FromToVia
radio radio Radiokein Plural: Programme, die mit einem Radio empfangen werden können
radio radio Radio — eine Organisation, die Radioprogramme produziert
radio radio Radio — ein elektronisches Gerät, mit dem Hörfunkprogramme empfangen werden können, beispielsweise Nachrichten- oder Musikkanäle
radio radium Radiumchemisches Element mit der Ordnungszahl 88, das zur Gruppe der Erdalkalimetalle gehört
radio radio radio — receiver
radio radium radium — chemical element
radio spaakbeen radius — bone (human)
radio straal radius — line segment
radio straal radius — length of this line segment
radio radio radio — Appareil émetteur et récepteur de radiocommunication
radio radium radium — chimie|fr au singulier élément chimique de numéro atomique 88 et de symbole Ra qui fait partie des métal alcalino-terreux dont les atomes se désintégrer spontanément, en émettre diverses radiations, pour donner naissance à d

radio vorm van radiar:

radiar werkwoord

  1. radiar (resplandecer)
    iets uitstralen; stralen
  2. radiar (irradiar; emitir)
    uitstralen; zenden; uitzenden; rondstralen
    • uitstralen werkwoord (straal uit, straalt uit, straalde uit, straalden uit, uitgestraald)
    • zenden werkwoord (zend, zendt, zond, zonden, gezonden)
    • uitzenden werkwoord (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)
    • rondstralen werkwoord
  3. radiar
    bestralen; chemotherapie geven
  4. radiar (irradiar; brillar; relucir; resplandecer)
    stralen; licht schijnen
  5. radiar (brillar; resplandecer; arder de)
    stralen; licht uitzenden; blaken
    • stralen werkwoord (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)
    • licht uitzenden werkwoord
    • blaken werkwoord (blaak, blaakt, blaakte, blaakten, geblaakt)

Conjugations for radiar:

presente
  1. radio
  2. radias
  3. radia
  4. radiamos
  5. radiáis
  6. radian
imperfecto
  1. radiaba
  2. radiabas
  3. radiaba
  4. radiábamos
  5. radiabais
  6. radiaban
indefinido
  1. radié
  2. radiaste
  3. radió
  4. radiamos
  5. radiasteis
  6. radiaron
fut. de ind.
  1. radiaré
  2. radiarás
  3. radiará
  4. radiaremos
  5. radiaréis
  6. radiarán
condic.
  1. radiaría
  2. radiarías
  3. radiaría
  4. radiaríamos
  5. radiaríais
  6. radiarían
pres. de subj.
  1. que radie
  2. que radies
  3. que radie
  4. que radiemos
  5. que radiéis
  6. que radien
imp. de subj.
  1. que radiara
  2. que radiaras
  3. que radiara
  4. que radiáramos
  5. que radiarais
  6. que radiaran
miscelánea
  1. ¡radia!
  2. ¡radiad!
  3. ¡no radies!
  4. ¡no radiéis!
  5. radiado
  6. radiando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor radiar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stralen rayos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestralen radiar
blaken arder de; brillar; radiar; resplandecer estar claramente presente; imponerse
chemotherapie geven radiar
iets uitstralen radiar; resplandecer
licht schijnen brillar; irradiar; radiar; relucir; resplandecer
licht uitzenden arder de; brillar; radiar; resplandecer
rondstralen emitir; irradiar; radiar
stralen arder de; brillar; irradiar; radiar; relucir; resplandecer amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear
uitstralen emitir; irradiar; radiar
uitzenden emitir; irradiar; radiar difundir; emplear; esparcir; pregonar; sembrar a voleo
zenden emitir; irradiar; radiar conducir; dirigir; enviar; estar al volante; expedir; llevar el timón; mandar; mandar a; remitir; repartir; retransmitir; suministrar

Synoniemen voor "radiar":


Wiktionary: radiar

radiar
verb
  1. straling uitzenden

Cross Translation:
FromToVia
radiar omroepen; rondsturen diffuserrépandre dans toutes les directions.
radiar stralen; uitstralen rayonnerjeter, envoyer des rayons.

Verwante vertalingen van radio



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor radio (Nederlands) in het Spaans

radio:

radio [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de radio (radiotoestel)
    la radio; el aparato de radio; la receptor de radio
  2. de radio (radioprogramma; uitzending)
    el radio; el programa radiofónico; la emisora de radiodifusión y televisión; el programa; la transmisión; la receptor de radio; el ente público de radio y televisión

Vertaal Matrix voor radio:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aparato de radio radio; radiotoestel radiokastje; radiotoestel
emisora de radiodifusión y televisión radio; radioprogramma; uitzending omroep; radio-en televisieomroep
ente público de radio y televisión radio; radioprogramma; uitzending omroep; radio-en televisieomroep
programa radio; radioprogramma; uitzending computerprogramma; leerstof; programma; radio-uitzending; schema; toepassing; uitzending
programa radiofónico radio; radioprogramma; uitzending omroep; radio-en televisieomroep
radio radio; radioprogramma; radiotoestel; uitzending omroep; radio-en televisieomroep; radium; radius; spaakbeen
receptor de radio radio; radioprogramma; radiotoestel; uitzending radiokastje
transmisión radio; radioprogramma; uitzending aandrijfmechanisme; aandrijving; aandrijvingsmechanisme; cessie; doorgifte; drijfwerk; gegevensstroom; overboeking; overdracht; overmaking; overplaatsing; overschrijving; stream; tandradoverbrenging; transmissie; verruiling

Verwante definities voor "radio":

  1. toestel dat golven omzet in geluid1
    • we luisterden naar een programma op de radio1

Wiktionary: radio


Cross Translation:
FromToVia
radio radio Radio — ein elektronisches Gerät, mit dem Hörfunkprogramme empfangen werden können, beispielsweise Nachrichten- oder Musikkanäle
radio radio Radiokein Plural: Programme, die mit einem Radio empfangen werden können
radio radio Radio — eine Organisation, die Radioprogramme produziert
radio radio radio — receiver
radio radio radio — Appareil émetteur et récepteur de radiocommunication

Verwante vertalingen van radio