Spaans

Uitgebreide vertaling voor adobar (Spaans) in het Nederlands

adobar:

adobar werkwoord

  1. adobar (conservar; derrotar; conservar en adobo; enlatar; poner en adobo)
    inmaken; inblikken; in blik conserveren
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inblikken werkwoord (blik in, blikt in, blikte in, blikten in, ingeblikt)
  2. adobar (curtir)
    tanen; looien; leerlooien
    • tanen werkwoord (taan, taant, taande, taanden, getaand)
    • looien werkwoord (looi, looit, looide, looiden, gelooid)
    • leerlooien werkwoord (looi leer, looit leer, looide leer, looiden leer, leer gelooid)
  3. adobar (escabechar)
    inmaken
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
  4. adobar (conservar; salar; conservar en adobo; )
    opzouten; inmaken; inpekelen; inzouten
    • opzouten werkwoord (zout op, zoutte op, zoutten op, opgezouten)
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inpekelen werkwoord (pekel in, pekelt in, pekelde in, pekelden in, ingepekeld)
    • inzouten werkwoord (zout in, zoutte in, zoutten in, ingezouten)
  5. adobar (salar; conservar; salarse; )
    zouten
    • zouten werkwoord (zout, zoutte, zoutten, gezouten)

Conjugations for adobar:

presente
  1. adobo
  2. adobas
  3. adoba
  4. adobamos
  5. adobáis
  6. adoban
imperfecto
  1. adobaba
  2. adobabas
  3. adobaba
  4. adobábamos
  5. adobabais
  6. adobaban
indefinido
  1. adobé
  2. adobaste
  3. adobó
  4. adobamos
  5. adobasteis
  6. adobaron
fut. de ind.
  1. adobaré
  2. adobarás
  3. adobará
  4. adobaremos
  5. adobaréis
  6. adobarán
condic.
  1. adobaría
  2. adobarías
  3. adobaría
  4. adobaríamos
  5. adobaríais
  6. adobarían
pres. de subj.
  1. que adobe
  2. que adobes
  3. que adobe
  4. que adobemos
  5. que adobéis
  6. que adoben
imp. de subj.
  1. que adobara
  2. que adobaras
  3. que adobara
  4. que adobáramos
  5. que adobarais
  6. que adobaran
miscelánea
  1. ¡adoba!
  2. ¡adobad!
  3. ¡no adobes!
  4. ¡no adobéis!
  5. adobado
  6. adobando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor adobar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in blik conserveren adobar; conservar; conservar en adobo; derrotar; enlatar; poner en adobo
inblikken adobar; conservar; conservar en adobo; derrotar; enlatar; poner en adobo
inmaken acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; derrotar; echar en sal; enlatar; escabechar; poner en adobo; poner en salmuera; salar; salarse esterilizar y pasteurizar alimentos calentándolos en frascos; superar mucho
inpekelen acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
inzouten acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
leerlooien adobar; curtir
looien adobar; curtir
opzouten acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
tanen adobar; curtir borrar; curtidor; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; disipar; disminuir; empalidecer; reducirse
zouten adobar; conservar; conservar en adobo; echar en sal; poner en adobo; poner en salmuera; salar; salarse

Synoniemen voor "adobar":


Wiktionary: adobar

adobar
verb
  1. salade aanmaken
  2. het bewerken van een dierenhuid ter vervaardiging van leer

Cross Translation:
FromToVia
adobar kruiden season — to flavour food
adobar blanketten; grimeren; schminken maquiller — Farder, recouvrir de fard.
adobar aanmaken; bereiden; toebereiden; voorbereiden préparerapprêter, disposer mettre une chose dans l’état convenable à l’usage auquel on la destiner.
adobar zouten; inleggen; inmaken; pekelen; in het zout leggen saler — (cuisine) assaisonner avec du sel.
adobar tanen tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles