Spaans

Uitgebreide vertaling voor archivo (Spaans) in het Nederlands

archivo:

archivo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el archivo (anales; anuario; crónica; )
    het archief; de annalen
    • archief [het ~] zelfstandig naamwoord
    • annalen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. el archivo (archivadores; ficheros; crónica; anales; expedientes)
    de dossiers; de ordners; de opbergmappen
  3. el archivo (banco de datos; fichero de datos)
    het gegevensbestand; het archief
  4. el archivo (archivador; registro; carpeta)
    de map; de schrijfmap
    • map [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schrijfmap [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. el archivo
    het archief
    • archief [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. el archivo
    het bestand
    • bestand [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor archivo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annalen almanaque; anales; anuario; archivo; crónica; expedientes; ficheros; libro anual
archief almanaque; anales; anuario; archivo; banco de datos; crónica; expedientes; fichero de datos; ficheros; libro anual
bestand archivo tregua
dossiers anales; archivadores; archivo; crónica; expedientes; ficheros
gegevensbestand archivo; banco de datos; fichero de datos archivo de datos
map archivador; archivo; carpeta; registro archivador; carpeta; directorio
opbergmappen anales; archivadores; archivo; crónica; expedientes; ficheros
ordners anales; archivadores; archivo; crónica; expedientes; ficheros
schrijfmap archivador; archivo; carpeta; registro
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestand a la altura de

Verwante woorden van "archivo":


Synoniemen voor "archivo":


Wiktionary: archivo

archivo
noun
  1. plaats waar (meestal oude) documenten opgeslagen en verzameld worden
  2. een verzameling van gegevens die een eenheid vormen

Cross Translation:
FromToVia
archivo archief archive — place for storing earlier material
archivo dossier; ordner file — collection of papers
archivo bestand; file file — computer terminology
archivo bureau; kantoor BüroDienststelle oder Geschäftsräumlichkeit, in der verschiedene schriftliche oder verwaltungstechnische Arbeiten erledigt werden
archivo bestand DateiEDV: auf einem Datenträger gespeicherte und durch einen Namen identifizierte Daten
archivo bestand; file fichier — Informatique : contenant virtuel

archivar:

archivar werkwoord

  1. archivar
    archiveren; opslaan; opbergen; bewaren
    • archiveren werkwoord (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
  2. archivar
    comprimeren
    • comprimeren werkwoord (comprimeer, comprimeert, comprimeerde, comprimeerden, gecomprimeerd)
  3. archivar
    archiveren
    • archiveren werkwoord (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
  4. archivar (recoger; reunir; acumular)
    samenrapen; samenpakken; bijeen scharrelen
    • samenrapen werkwoord (raap samen, raapt samen, raapte samen, raapten samen, samengeraapt)
    • samenpakken werkwoord (pak samen, pakt samen, pakte samen, pakten samen, samengepakt)
    • bijeen scharrelen werkwoord (scharrel bijeen, scharrelt bijeen, scharrelde bijeen, scharrelden bijeen, bijeen gescharreld)

Conjugations for archivar:

presente
  1. archivo
  2. archivas
  3. archiva
  4. archivamos
  5. archiváis
  6. archivan
imperfecto
  1. archivaba
  2. archivabas
  3. archivaba
  4. archivábamos
  5. archivabais
  6. archivaban
indefinido
  1. archivé
  2. archivaste
  3. archivó
  4. archivamos
  5. archivasteis
  6. archivaron
fut. de ind.
  1. archivaré
  2. archivarás
  3. archivará
  4. archivaremos
  5. archivaréis
  6. archivarán
condic.
  1. archivaría
  2. archivarías
  3. archivaría
  4. archivaríamos
  5. archivaríais
  6. archivarían
pres. de subj.
  1. que archive
  2. que archives
  3. que archive
  4. que archivemos
  5. que archivéis
  6. que archiven
imp. de subj.
  1. que archivara
  2. que archivaras
  3. que archivara
  4. que archiváramos
  5. que archivarais
  6. que archivaran
miscelánea
  1. ¡archiva!
  2. ¡archivad!
  3. ¡no archives!
  4. ¡no archivéis!
  5. archivado
  6. archivando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor archivar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewaren almacén; depósito
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
archiveren archivar
bewaren archivar almacenar; apartar; conservar; depositar; depositar sobre; guardar; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje; proteger; salvar
bijeen scharrelen acumular; archivar; recoger; reunir
comprimeren archivar apretar; compactar; comprimir; concentrarse; estrujar; prensar
opbergen archivar encerrar; guardar; poner aparte; recoger
opslaan archivar almacenar; depositar; guardar; recordar; reservarse; retener; salvar
samenpakken acumular; archivar; recoger; reunir
samenrapen acumular; archivar; recoger; reunir

Synoniemen voor "archivar":


Wiktionary: archivar


Cross Translation:
FromToVia
archivar archiveren archive — to archive
archivar opslaan; bewaren save — to write a file to a disk

Verwante vertalingen van archivo