Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. asegurar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor asegurar (Spaans) in het Nederlands

asegurar:

asegurar werkwoord

  1. asegurar (amarrar)
    zekeren
    • zekeren werkwoord (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)
  2. asegurar (encarcelar; encerrar)
    opsluiten; vastzetten
    • opsluiten werkwoord (sluit op, sloot op, sloten op, opgesloten)
    • vastzetten werkwoord (zet vast, zette vast, zetten vast, vastgezet)

Conjugations for asegurar:

presente
  1. aseguro
  2. aseguras
  3. asegura
  4. aseguramos
  5. aseguráis
  6. aseguran
imperfecto
  1. aseguraba
  2. asegurabas
  3. aseguraba
  4. asegurábamos
  5. asegurabais
  6. aseguraban
indefinido
  1. aseguré
  2. aseguraste
  3. aseguró
  4. aseguramos
  5. asegurasteis
  6. aseguraron
fut. de ind.
  1. aseguraré
  2. asegurarás
  3. asegurará
  4. aseguraremos
  5. aseguraréis
  6. asegurarán
condic.
  1. aseguraría
  2. asegurarías
  3. aseguraría
  4. aseguraríamos
  5. aseguraríais
  6. asegurarían
pres. de subj.
  1. que asegure
  2. que asegures
  3. que asegure
  4. que aseguremos
  5. que aseguréis
  6. que aseguren
imp. de subj.
  1. que asegurara
  2. que aseguraras
  3. que asegurara
  4. que aseguráramos
  5. que asegurarais
  6. que aseguraran
miscelánea
  1. ¡asegura!
  2. ¡asegurad!
  3. ¡no asegures!
  4. ¡no aseguréis!
  5. asegurado
  6. asegurando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor asegurar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vastzetten encarcelar; fijar; inmovilizar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opsluiten asegurar; encarcelar; encerrar detener; encarcelar; meter entre barrotes; meter entre rejas
vastzetten asegurar; encarcelar; encerrar colocar; detener; encarcelar; fijar; imponer en una cuenta de ahorros; inmovilizar; montar; sujetar
zekeren amarrar; asegurar

Synoniemen voor "asegurar":


Wiktionary: asegurar

asegurar
verb
  1. (overgankelijk) verzekeren
  2. ervoor zorgen dat iets vastzit aan iets anders
  3. iets zodanig zetten...
  4. het touw waarmee iemand klimt op een veilige manier vasthouden

Cross Translation:
FromToVia
asegurar verzekeren; afzekeren; beveiligen assure — to make sure and secure
asegurar geruststellen; verzekeren assure — to reassure
asegurar verzekeren ensure — make sure or certain
asegurar verzekeren insure — to provide for compensation if some risk occurs
asegurar verankeren moor — to secure or fix firmly