Capucha: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

capucha:
- dak; overdekking; afdekkap; koepel; kap; overkapping; hoed; capuchon; monnikskap; kapothoed; samentrekkingsteken; accent circonflexe
Wiktionary:
- capucha → capuchon, kap
- capucha → capuchon, kap

Spaans

Uitgebreide vertaling voor capucha (Spaans) in het Nederlands

la capucha (techo; cobertura; tejado; cubierta; cofia; manta; cúpula; cobertizo; capota; marquesina; quepis; capilla; recubrimiento; cimborrio)
het dak; de overdekking; afdekkap; de koepel; de kap; de overkapping
- dak [het ~] zelfstandig naamwoord
- overdekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afdekkap [znw.] zelfstandig naamwoord
- koepel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- overkapping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la capucha (sombrero; cubierta; capilla; capota; boina; gofia; marquesina; domo; recubrimiento; montera; birreta; pañuelo de cabeza; cúpula; redecilla; bonete; cobertizo; cofia; dombo; quepis; birrete; cimborio)
de hoed
- hoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la capucha
de capuchon
- capuchon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la capucha
de monnikskap
- monnikskap [de ~] zelfstandig naamwoord
la capucha (capota)
kapothoed
- kapothoed [znw.] zelfstandig naamwoord
la capucha (acento circunflejo)
het samentrekkingsteken; accent circonflexe
- samentrekkingsteken [het ~] zelfstandig naamwoord
- accent circonflexe [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accent circonflexe	acento circunflejo; capucha
afdekkap	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado
capuchon	capucha
dak	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado
hoed	birreta; birrete; boina; bonete; capilla; capota; capucha; cimborio; cobertizo; cofia; cubierta; cúpula; dombo; domo; gofia; marquesina; montera; pañuelo de cabeza; quepis; recubrimiento; redecilla; sombrero
kap	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado	toca
kapothoed	capota; capucha
koepel	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado	arco de la bóveda; bóveda; bóveda de arístas; bóveda superior; catedral; cimborio; cimborrio; cubierta; cúpula; domo
monnikskap	capucha
overdekking	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado	cubierta
overkapping	capilla; capota; capucha; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cúpula; manta; marquesina; quepis; recubrimiento; techo; tejado
samentrekkingsteken	acento circunflejo; capucha

capucha

noun

een hoofdkap bevestigd aan een kledingstuk
- capuchon → capucha; capuz; capuchón
een bedekking van het hoofd
- kap → capuz; capucha; cofia; toca

Cross Translation:

From	To	Via
• capucha	→ capuchon; kap	↔ hood — headwear