Spaans

Uitgebreide vertaling voor convertir (Spaans) in het Nederlands

convertir:

convertir werkwoord

  1. convertir (cambiar de sitio; cambiar; reconstruir; )
    omzetten; converteren; verwisselen
    • omzetten werkwoord (zet om, zette om, zetten om, omgezet)
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
  2. convertir (alterar; cambiar; modificar; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  3. convertir
    bekeren
    • bekeren werkwoord (bekeer, bekeert, bekeerde, bekeerden, bekeerd)
  4. convertir
    ombouwen
    • ombouwen werkwoord (bouw om, bouwt om, bouwde om, bouwden om, omgebouwd)
  5. convertir
    omrekenen
    • omrekenen werkwoord (reken om, rekent om, rekende om, rekenden om, omgerekend)
  6. convertir
    converteren
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)
  7. convertir (reducir a; reducir; atribuir a)
    herleiden; terugvoeren
    • herleiden werkwoord (herleid, herleidt, herleidde, herleidden, herleid)
    • terugvoeren werkwoord (voer terug, voert terug, voerde terug, voerden terug, teruggevoerd)
  8. convertir (modificar; alterar; enmendar; cambiar; reformar)
    modificeren; veranderen; wijzigen; herzien; amenderen; omwerken
    • modificeren werkwoord (modificeer, modificeert, modificeerde, modificeerden, gemodificeerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • amenderen werkwoord (amendeer, amendeert, amendeerde, amendeerden, geamendeerd)
    • omwerken werkwoord (werk om, werkt om, werkte om, werkten om, omgewerkt)
  9. convertir (dar la vuelta a; volver; cambiar; )
    omkeren; iets omdraaien

Conjugations for convertir:

presente
  1. convierto
  2. conviertes
  3. convierte
  4. convertimos
  5. convertís
  6. convierten
imperfecto
  1. convertía
  2. convertías
  3. convertía
  4. convertíamos
  5. convertíais
  6. convertían
indefinido
  1. convertí
  2. convertiste
  3. convirtió
  4. convertimos
  5. convertisteis
  6. convirtieron
fut. de ind.
  1. convertiré
  2. convertirás
  3. convertirá
  4. convertiremos
  5. convertiréis
  6. convertirán
condic.
  1. convertiría
  2. convertirías
  3. convertiría
  4. convertiríamos
  5. convertiríais
  6. convertirían
pres. de subj.
  1. que convierta
  2. que conviertas
  3. que convierta
  4. que convirtamos
  5. que convirtáis
  6. que conviertan
imp. de subj.
  1. que convirtiera
  2. que convirtieras
  3. que convirtiera
  4. que convirtiéramos
  5. que convirtierais
  6. que convirtieran
miscelánea
  1. ¡convierte!
  2. ¡convertid!
  3. ¡no conviertas!
  4. ¡no convirtáis!
  5. convertido
  6. convirtiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor convertir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amenderen adaptación; cambio; enmienda; modificación; transformación
modificeren adaptación; cambio; enmienda; modificación; transformación
veranderen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
wijzigen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar diferir; variar
amenderen alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
bekeren convertir
converteren cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear por; conmutar; convertir; reconstruir
herleiden atribuir a; convertir; reducir; reducir a
herzien alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; reformar; rehabilitar; renovar; reparar; rever; revisar
iets omdraaien cambiar; conmutar; convertir; dar la vuelta a; darse la vuelta; volver; volverse
modificeren alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
ombouwen convertir
omkeren cambiar; conmutar; convertir; dar la vuelta a; darse la vuelta; volver; volverse dar la vuelta; invertir; pasar una página; regresar; tornar; volver
omrekenen convertir
omwerken alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar arar; labrar
omzetten cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear por; conmutar; convertir; reconstruir resolver
terugvoeren atribuir a; convertir; reducir; reducir a
veranderen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar diferir; variar
verwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear por; conmutar; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reconstruir; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar cambiar; cambiar por; canjear; confundir; intercambiar; mezclar; reemplazar; renovar; reponer; sustituir
wijzigen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar cambiar; modificar

Synoniemen voor "convertir":


Wiktionary: convertir

convertir
verb
  1. iemand ~: iemand tot een bepaald geloof overhalen

Cross Translation:
FromToVia
convertir worden become — to begin to be
convertir bekeren convert — undergo a conversion of religion, faith or belief
convertir missioneren; werven proselytize — to induce people to join a cause
convertir bekeren proselytize — to convert to one’s own faith