Cuerda: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

cuerda:
- snaar; touw; touwtje; garen; rijgsnoer; draad; hechtdraad; koord; rimpel; gezichtsrimpel; koordje; trekkoord
Wiktionary:
- cuerda → koorde, snaar
- cuerda → koorde, zeel, koord, touw, draad, tui, lijn, snoer, koordje, touwtje

Spaans

Uitgebreide vertaling voor cuerda (Spaans) in het Nederlands

la cuerda (correa)
de snaar
- snaar [de ~] zelfstandig naamwoord
la cuerda (cuerda fina)
de touw; het touwtje
- touw [de ~] zelfstandig naamwoord
- touwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
la cuerda (hilo; fibra; cordón; hebra; cordoncillo; nervio)
het garen; het rijgsnoer; de draad
- garen [het ~] zelfstandig naamwoord
- rijgsnoer [het ~] zelfstandig naamwoord
- draad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la cuerda (hilo)
het garen; de draad; de hechtdraad
- garen [het ~] zelfstandig naamwoord
- draad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hechtdraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la cuerda
de koord
- koord [de ~] zelfstandig naamwoord
la cuerda (arruga facial; arruga; línea; rama; cordel; raya; trazo; ondulación; hacer régimen; sedal)
de rimpel; gezichtsrimpel
- rimpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gezichtsrimpel [znw.] zelfstandig naamwoord
la cuerda (bramante; cordoncito; cordel; cuerdita; cuerda fina)
het touwtje; het koordje
- touwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
- koordje [het ~] zelfstandig naamwoord
la cuerda (tirador)
trekkoord
- trekkoord [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
draad	cordoncillo; cordón; cuerda; fibra; hebra; hilo; nervio	alambre
garen	cordoncillo; cordón; cuerda; fibra; hebra; hilo; nervio	hebra; hilo
gezichtsrimpel	arruga; arruga facial; cordel; cuerda; hacer régimen; línea; ondulación; rama; raya; sedal; trazo
hechtdraad	cuerda; hilo
koord	cuerda
koordje	bramante; cordel; cordoncito; cuerda; cuerda fina; cuerdita
rijgsnoer	cordoncillo; cordón; cuerda; fibra; hebra; hilo; nervio
rimpel	arruga; arruga facial; cordel; cuerda; hacer régimen; línea; ondulación; rama; raya; sedal; trazo	arruga
snaar	correa; cuerda
touw	cuerda; cuerda fina	madeja; ramal
touwtje	bramante; cordel; cordoncito; cuerda; cuerda fina; cuerdita
trekkoord	cuerda; tirador

baga; soga; ronzal
barloa; cable; amarra; calabrote; maroma; cabo; alambre; sirga; estrinque; jarcia
bramante; cordelejo; cordeta; cordón; cordoncillo; guindaleta; hilo; cordel; guita
cabestro; brida
lía
línea; radio; eje; diámetro; bisectriz; tangente; secante; segmento; recta; semirrecta
lazo; lazada; nudo; atadura; ligadura; traílla

cuerda

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• cuerda	→ koorde	↔ chord — straight line
• cuerda	→ zeel; koord; touw	↔ cord — length of twisted strands
• cuerda	→ touw	↔ rope — thick, strong string
• cuerda	→ touw	↔ rope — a length of this string
• cuerda	→ draad	↔ string — long, thin structure made from twisted threads
• cuerda	→ touw; tui	↔ Tau — starkes Schiffsseil aus Hanf oder Stahldraht
• cuerda	→ koord; lijn; snoer; touw; koorde	↔ corde — tortis fait ordinairement de chanvre et quelquefois de coton, de laine, de soie, d’écorce d’arbres, de poil, de crin, de jonc et d’autres matières pliantes et flexibles.
• cuerda	→ koordje; touwtje	↔ ficelle — Petite corde dont on se sert ordinairement pour lier des paquets