Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: denigrar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: denigrar

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. denigrar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor denigrar (Spaans) in het Nederlands

denigrar:

denigrar werkwoord

  1. denigrar (negar; ignorar; despreciar; desdeñar)
    negeren; links laten liggen
    • negeren werkwoord (negeer, negeert, negeerde, negeerden, genegeerd)
    • links laten liggen werkwoord (laat links liggen, liet links liggen, lieten links liggen, links laten liggen)
  2. denigrar (tratar con menosprecio; humillar; menospreciar)
    kleineren; denigreren
    • kleineren werkwoord (kleineer, kleineert, kleineerde, kleineerden, gekleineerd)
    • denigreren werkwoord (denigreer, denigreert, denigreerde, denigreerden, gedenigreerd)
  3. denigrar (despreciar; desestimar; fastidiar; )
    minachten; verachten; neerkijken op; geringschatten
    • minachten werkwoord (minacht, minachtte, minachtten, geminacht)
    • verachten werkwoord (veracht, verachtte, verachtten, veracht)
    • neerkijken op werkwoord (kijk neer op, kijkt neer op, keek neer op, keken neer op, neergekeken op)
    • geringschatten werkwoord (geringschat, geringschatte, geringschatten, geringgeschat)

Conjugations for denigrar:

presente
  1. denigro
  2. denigras
  3. denigra
  4. denigramos
  5. denigráis
  6. denigran
imperfecto
  1. denigraba
  2. denigrabas
  3. denigraba
  4. denigrábamos
  5. denigrabais
  6. denigraban
indefinido
  1. denigré
  2. denigraste
  3. denigró
  4. denigramos
  5. denigrasteis
  6. denigraron
fut. de ind.
  1. denigraré
  2. denigrarás
  3. denigrará
  4. denigraremos
  5. denigraréis
  6. denigrarán
condic.
  1. denigraría
  2. denigrarías
  3. denigraría
  4. denigraríamos
  5. denigraríais
  6. denigrarían
pres. de subj.
  1. que denigre
  2. que denigres
  3. que denigre
  4. que denigremos
  5. que denigréis
  6. que denigren
imp. de subj.
  1. que denigrara
  2. que denigraras
  3. que denigrara
  4. que denigráramos
  5. que denigrarais
  6. que denigraran
miscelánea
  1. ¡denigra!
  2. ¡denigrad!
  3. ¡no denigres!
  4. ¡no denigréis!
  5. denigrado
  6. denigrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor denigrar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
denigreren denigrar; humillar; menospreciar; tratar con menosprecio
geringschatten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
kleineren denigrar; humillar; menospreciar; tratar con menosprecio
links laten liggen denigrar; desdeñar; despreciar; ignorar; negar
minachten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
neerkijken op achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
negeren denigrar; desdeñar; despreciar; ignorar; negar ignorar; reemplazar
verachten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio

Wiktionary: denigrar

Cross Translation:
FromToVia
• denigrar → denigreren; kleineren ↔ denigrate — to criticise so as to besmirch
• denigrar → kleineren; denigreren ↔ denigrate — to treat as worthless
• denigrar → onteren ↔ disparage — to dishonor by a comparison







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0326 seconde
Page rendered in 1.0 seconds