Spaans

Uitgebreide vertaling voor descargar (Spaans) in het Nederlands

descargar:

descargar werkwoord

  1. descargar
    lossen; uitladen
    • lossen werkwoord (los, lost, loste, losten, gelost)
    • uitladen werkwoord (laad uit, laadt uit, laadde uit, laadden uit, uitgeladen)
  2. descargar
    pasporteren
    • pasporteren werkwoord (pasporteer, pasporteert, pasporteerde, pasporteerden, gepasporteerd)
  3. descargar
  4. descargar (descargarse)
    ontladen; lossen; afladen; iets uitladen
    • ontladen werkwoord (ontlaad, ontlaadt, ontlaadde, ontlaadden, ontladen)
    • lossen werkwoord (los, lost, loste, losten, gelost)
    • afladen werkwoord (laad af, laadt af, laadde af, laadden af, afgeladen)
    • iets uitladen werkwoord
  5. descargar (absolver; declarar inocente; pronunciar sentencia absolutoria)
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken werkwoord (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren werkwoord (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren werkwoord (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren werkwoord (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten werkwoord (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)
  6. descargar (eximir de; desahogar; absolver; )
    ontslaan van een verplichting; ontlasten; vrijstellen; ontheffen
  7. descargar (herir; lanzar; tirar; )
    schieten; vuren; afvuren; schoten lossen; afschieten
    • schieten werkwoord (schiet, schoot, schoten, geschoten)
    • vuren werkwoord (vuur, vuurt, vuurde, vuurden, gevuurd)
    • afvuren werkwoord (vuur af, vuurt af, vuurde af, vuurden af, afgevuurd)
    • schoten lossen werkwoord (los schoten, lost schoten, loste schoten, losten schoten, schoten gelost)
    • afschieten werkwoord (schiet af, schoot af, schoten af, afgeschoten)

Conjugations for descargar:

presente
  1. descargo
  2. descargas
  3. descarga
  4. descargamos
  5. descargáis
  6. descargan
imperfecto
  1. descargaba
  2. descargabas
  3. descargaba
  4. descargábamos
  5. descargabais
  6. descargaban
indefinido
  1. descargué
  2. descargaste
  3. descargó
  4. descargamos
  5. descargasteis
  6. descargaron
fut. de ind.
  1. descargaré
  2. descargarás
  3. descargará
  4. descargaremos
  5. descargaréis
  6. descargarán
condic.
  1. descargaría
  2. descargarías
  3. descargaría
  4. descargaríamos
  5. descargaríais
  6. descargarían
pres. de subj.
  1. que descargue
  2. que descargues
  3. que descargue
  4. que descarguemos
  5. que descarguéis
  6. que descarguen
imp. de subj.
  1. que descargara
  2. que descargaras
  3. que descargara
  4. que descargáramos
  5. que descargarais
  6. que descargaran
miscelánea
  1. ¡descarga!
  2. ¡descargad!
  3. ¡no descargues!
  4. ¡no descarguéis!
  5. descargado
  6. descargando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

descargar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el descargar (descargo; descarga)
    het lossen; uitladen; afladen
    • lossen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitladen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • afladen [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. el descargar (desahogar)
    de ontlasting; van een last ontdoen

Vertaal Matrix voor descargar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afladen descarga; descargar; descargo
afschieten disparo de tiros
afvuren disparo de tiros
lossen descarga; descargar; descargo
ontlasting desahogar; descargar defecación
schieten disparar; disparos; fuegos; incendios
schoten lossen disparo de tiros
uitladen descarga; descargar; descargo vaciar
van een last ontdoen desahogar; descargar
vuren disparar; disparos; fuegos; incendios
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afladen descargar; descargarse
afschieten cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar asesinar; fusilar; matar; matar a tiros; matar de un tiro
afvuren cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar
dechargeren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
downloaden descargar
iets uitladen descargar; descargarse
lossen descargar; descargarse
onschuldig verklaren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
ontheffen absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar despachar; destituir; disolver; echar; enviar; expulsar; mandar
ontladen descargar; descargarse
ontlasten absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
ontslaan van een verplichting absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
pasporteren descargar
schieten cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar
schoten lossen cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar
uitladen descargar
vrijpleiten absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria abogar la absolución
vrijspreken absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
vrijstellen absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
vuren cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar tirar
zuiveren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria depurar; desinfectar; limpiar; purgar; purificar; quitar

Synoniemen voor "descargar":


Wiktionary: descargar

descargar
verb
  1. de hersenen ontdoen van woede
  2. (overgankelijk) een afschrift maken, met de hand kopiëren
  3. afschieten
  4. een bestand van een computer of server op afstand naar een lokale computer of server overbrengen

Cross Translation:
FromToVia
descargar binnenladen; binnenhalen; afladen; downloaden download — to transfer data from a remote computer to a local one
descargar schieten; vuren fire — intransitive: to shoot
descargar downloaden downloadenEDV: einen Download durchführen; Daten von einem Server auf den eigenen Rechner kopieren
descargar downloaden herunterladen — Inhalte vom Netzwerk (zum Beispiel Internet) auf den lokalen Computer übertragen
descargar afladen; lossen; uitladen décharger — Ôter ce qui formait la charge.
descargar downloaden; ophalen télécharger — Transférer d’un ordinateur distant vers un local (1)