Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: género

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: género

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. género:
  2. generar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor género (Spaans) in het Nederlands

género:

género [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el género (sexo; raza; familia; generación; género gramatical)
    het geslacht; de sekse; het genus; de kunne
    • geslacht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • sekse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • genus [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kunne [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el género (tipo; categoría; clase)
    de soort; het type; het genre; de slag
    • soort [de ~] zelfstandig naamwoord
    • type [het ~] zelfstandig naamwoord
    • genre [het ~] zelfstandig naamwoord
    • slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el género (posesión; bienes; cosas; )
    de bezitting
  4. el género (comercio; negocio; mercancía; mercadería; artículo de comercio)
    de koophandel; de negotie; het handelsverkeer; de handel
  5. el género (categoría; clase; suerte; carácter)
    de klasse; de onderverdeling; de aard
    • klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onderverdeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. el género
    het genre
    • genre [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor género:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aard carácter; categoría; clase; género; suerte alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; especie; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole
bezitting bienes; cosas; crédito; dominio; género; masa de la herencia; mercancías; pertinencia; posesión; productos; propiedad
genre categoría; clase; género; tipo
genus familia; generación; género; género gramatical; raza; sexo
geslacht familia; generación; género; género gramatical; raza; sexo casa; dinastía; familia; linaje
handel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; comercio; empuñadora; empuñadura; hacer negocios; manija; manivela; mercado; mercancía; mercancías; negociar; negocio; negocios; oreja; palanca; taburete; tienda; tirador
handelsverkeer artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio hacer negocios; intercambio comercial; negociar
klasse carácter; categoría; clase; género; suerte capa; categoría; clase; clase de objeto; clase social; condición social; grado
koophandel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio comercio; hacer negocios; mercancía; negociar; negocios
kunne familia; generación; género; género gramatical; raza; sexo
negotie artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio
onderverdeling carácter; categoría; clase; género; suerte
sekse familia; generación; género; género gramatical; raza; sexo
slag categoría; clase; género; tipo batalla; baza; campo de batalla; capa; categoría; clase; clase social; combate; condición social; contienda; contratiempo; decepción; desengaño; desilusión; destreza; especie; golpe; guerra; habilidad; lucha; mala suerte; mano; pelea; pelotazo; puñetazo; raza
soort categoría; clase; género; tipo especie; raza
type categoría; clase; género; tipo aire; aspecto; cara; expresión; figura; individual; personaje; semblante; tipo; tío
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klasse eminente; excelente

Verwante woorden van "género":

  • géneros

Synoniemen voor "género":


Wiktionary: género

género
noun
  1. sekse
Cross Translation:
FromToVia
• género → weefsel; stof ↔ fabric — material made of fibers
• género → genus; geslacht ↔ gender — grammar: division of nouns and pronouns
• género → geslacht ↔ gender — biological sex of persons or animals
• género → genre ↔ genre — kind; type; sort
• género → genre; categorie; ras; soort; type ↔ kind — type, race, category
• género → geslacht; sekse ↔ sex — gender (female or male)
• género → soort ↔ sort — type
• género → geslacht ↔ Gattung — Biologie, Systematik: taxonomische Kategorie, die einander sehr nahestehende Arten zusammenfasst
• género → aard; slag; soort ↔ acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
• género → waar; handelswaar ↔ denrée — Tout ce qui se vendre pour la nourriture des hommes ou des animaux, marchandise.
• género → aard; slag; soort; klasse; geslacht; woordgeslacht ↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
• género → waar; handelswaar; koopwaar ↔ marchandise — Ce qui se vendre, se débiter, soit en gros, soit en détail, dans les boutiques, magasins, foires, marchés, etc.
• género → ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste ↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine.

generar:

generar werkwoord

  1. generar (cultivar; criar; plantar; )
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen werkwoord (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen werkwoord (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren werkwoord
    • planten werkwoord (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken werkwoord (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten werkwoord (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken werkwoord (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)

Conjugations for generar:

presente
  1. genero
  2. generas
  3. genera
  4. generamos
  5. generáis
  6. generan
imperfecto
  1. generaba
  2. generabas
  3. generaba
  4. generábamos
  5. generabais
  6. generaban
indefinido
  1. generé
  2. generaste
  3. generó
  4. generamos
  5. generasteis
  6. generaron
fut. de ind.
  1. generaré
  2. generarás
  3. generará
  4. generaremos
  5. generaréis
  6. generarán
condic.
  1. generaría
  2. generarías
  3. generaría
  4. generaríamos
  5. generaríais
  6. generarían
pres. de subj.
  1. que genere
  2. que generes
  3. que genere
  4. que generemos
  5. que generéis
  6. que generen
imp. de subj.
  1. que generara
  2. que generaras
  3. que generara
  4. que generáramos
  5. que generarais
  6. que generaran
miscelánea
  1. ¡genera!
  2. ¡generad!
  3. ¡no generes!
  4. ¡no generéis!
  5. generado
  6. generando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor generar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken cría; cultivo; plantación; producción
aanplanten cultivo; plantación
fokken cultivo
kweken cría; cultivo; producción
planten cultivo; plantación; vegetación
telen cultivo; ganadería
verbouwen cultivo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
aanplanten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
fokken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
genereren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
kweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
opkweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
planten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar implantar; injertar; plantar
procreëren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
telen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
verbouwen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar modificar; reconstruir; reformar; remodelar; renovar; transformar
voortbrengen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar dar a luz; elaborar; fabricar; hacer; parir; producir

Synoniemen voor "generar":


Wiktionary: generar

generar
verb
  1. (overgankelijk) doen ontstaan
Cross Translation:
FromToVia
• generar → maken; scheppen; creëren ↔ create — to put into existence

Verwante vertalingen van género




Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0902 seconde
Page rendered in 1.0 seconds