Spaans

Uitgebreide vertaling voor girar (Spaans) in het Nederlands

girar:

girar werkwoord

  1. girar (rodar; tornar; dar; )
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  2. girar (dar vueltas; tornar; tornarse)
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  3. girar (rodar; dar vueltas; caer en; )
    draaien; tollen; rondtollen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • tollen werkwoord (tol, tolt, tolde, tolden, getold)
    • rondtollen werkwoord (tol rond, tolt rond, tolde rond, tolden rond, rondgetold)
  4. girar (virar)
    afzwenken; zwenken
    • afzwenken werkwoord (zwenk af, zwenkt af, zwenkte af, zwenkten af, afgezwenkt)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  5. girar (arremolinar; rodar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a)
    draaien; kolken; ronddraaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • kolken werkwoord (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
  6. girar (tornar; dar vueltas a; hacer girar; )
    omwenden
    • omwenden werkwoord (wend om, wendt om, wendde om, wendden om, omgewend)
  7. girar (tornar; rodar; dar vueltas a; )
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  8. girar (remitir por giro postal; transferir)
    gireren; per postgiro betalen
  9. girar (hacer girar)
    rondwentelen
    • rondwentelen werkwoord (wentel rond, wentelt rond, wentelde rond, wentelden rond, rondgewenteld)
  10. girar (liar; dar vueltas)
    verrollen
    • verrollen werkwoord (verrol, verrolt, verrolde, verrolden, verrold)
  11. girar
    draaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)

Conjugations for girar:

presente
  1. giro
  2. giras
  3. gira
  4. giramos
  5. giráis
  6. giran
imperfecto
  1. giraba
  2. girabas
  3. giraba
  4. girábamos
  5. girabais
  6. giraban
indefinido
  1. giré
  2. giraste
  3. giró
  4. giramos
  5. girasteis
  6. giraron
fut. de ind.
  1. giraré
  2. girarás
  3. girará
  4. giraremos
  5. giraréis
  6. girarán
condic.
  1. giraría
  2. girarías
  3. giraría
  4. giraríamos
  5. giraríais
  6. girarían
pres. de subj.
  1. que gire
  2. que gires
  3. que gire
  4. que giremos
  5. que giréis
  6. que giren
imp. de subj.
  1. que girara
  2. que giraras
  3. que girara
  4. que giráramos
  5. que girarais
  6. que giraran
miscelánea
  1. ¡gira!
  2. ¡girad!
  3. ¡no gires!
  4. ¡no giréis!
  5. girado
  6. girando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

girar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el girar
    het draaien; het zwenken
    • draaien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zwenken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor girar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken apartar; evitar
draaien girar
zwenken girar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken girar; virar
draaien apartar; arremolinar; arremolinarse; caer en; dar; dar la vuelta; dar vueltas; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; regresar; rodar; tornar; tornarse cambiar de dirección; dar la vuelta; rotación; tornar
gireren girar; remitir por giro postal; transferir
kantelen dar vueltas; girar; tornar; tornarse derribar; volcar; voltear; zozobrar
keren dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; rodar; tornar cambiar de dirección; dar la vuelta; regresar; tornar; volver
kolken arremolinar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a; girar; rodar dar vueltas; girar como una rueda; revolotear
omwenden dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; invertir; poner al revés; rodar; tornar
per postgiro betalen girar; remitir por giro postal; transferir
rollen dar vueltas; girar; tornar; tornarse
ronddraaien arremolinar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a; girar; rodar; tornar; tornarse
rondtollen arremolinar; arremolinarse; caer en; dar vueltas; dar vueltas a; girar; hacer girar; rodar
rondwentelen girar; hacer girar
roteren dar vueltas; girar; tornar; tornarse
tollen arremolinar; arremolinarse; caer en; dar vueltas; dar vueltas a; girar; hacer girar; rodar
verrollen dar vueltas; girar; liar
wenden apartar; dar; dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; regresar; rodar; tornar cambiar de dirección; dar la vuelta; tornar
wentelen dar vueltas; girar; tornar; tornarse
zwenken apartar; dar; girar; hacer girar; regresar; rodar; tornar; virar apartarse; balancearse; hacer eses; hacerse a un lado; oscilar; tambalear

Synoniemen voor "girar":


Wiktionary: girar

girar
verb
  1. zijwaarts gaan
  2. in cirkels ronddraaien of rondvliegen
  3. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
  4. een cirkelvormige beweging maken

Cross Translation:
FromToVia
girar bewegen bewegen — die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
girar bewegen bewegen — etwas von einem Ort zum anderen schaffen
girar roteren rotate — to spin, turn, or revolve
girar draaien turn — move around an axis through itself
girar draaien turn — change the direction or orientation of (something)
girar afslaan turn — change one's direction of travel
girar draaien; ronddraaien; wentelen tourner — Se mouvoir en rond, circulairement
girar keren; omdraaien; wenden; zwenken tourner — Se mouvoir dans une autre direction
girar endosseren; gireren; wenden virer — À trier

Verwante vertalingen van girar