Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. haber:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor haber:
    • hebben


Spaans

Uitgebreide vertaling voor haber (Spaans) in het Nederlands

haber:

haber werkwoord

  1. haber (propiedades; tener; disponer de; poseer)
    hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
    • bezitten werkwoord (bezit, bezat, bezaten, bezeten)
    • beschikken over werkwoord (beschik over, beschikt over, beschikte over, beschikten over, beschikt over)
    • in eigendom hebben werkwoord

Vertaal Matrix voor haber:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschikken over disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
bezitten disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
hebben disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
in eigendom hebben disponer de; haber; poseer; propiedades; tener

Synoniemen voor "haber":


Wiktionary: haber

haber
verb
  1. bezitten

Cross Translation:
FromToVia
haber bestaan; zijn be — exist
haber hebben; zijn have — auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses
haber er; zijn; bestaan; staan; zitten; liggen there be — to exist
haber tegoed Guthaben — Summe des Geldes, die man auf einem Konto hat oder die man einfordern kann
haber zijn; bestaan; existeren geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein
haber hebben habenHilfsverb zur Bildung zusammengesetzter Zeiten
haber er; zijn y avoir — Exister, être présent, se passer

Verwante vertalingen van haber