Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. núcleo:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor núcleo (Spaans) in het Nederlands

núcleo:

núcleo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el núcleo (corazón)
    de kern; het binnenste
    • kern [de ~] zelfstandig naamwoord
    • binnenste [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el núcleo (centro; corazón de una cosa)
    het centrum; het middelpunt; het midden; de kern
    • centrum [het ~] zelfstandig naamwoord
    • middelpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • midden [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kern [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. el núcleo (medio; centro; interior; punto medio; parte interior)
    middelste; het binnenste

Vertaal Matrix voor núcleo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste centro; corazón; interior; medio; núcleo; parte interior; punto medio
centrum centro; corazón de una cosa; núcleo barriada; barrio; centro de la ciudad
kern centro; corazón; corazón de una cosa; núcleo esencia; lo más esencial
middelpunt centro; corazón de una cosa; núcleo punto medio
middelste centro; interior; medio; núcleo; parte interior; punto medio
midden centro; corazón de una cosa; núcleo esencia; lo más esencial
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste interior

Verwante woorden van "núcleo":

  • núcleos

Synoniemen voor "núcleo":


Wiktionary: núcleo

núcleo
noun
  1. biologie|nld het organel dat de genetische code (DNA) bevat

Cross Translation:
FromToVia
núcleo kern kernel — (mathematics, algebra) set of elements mapped to zero
núcleo kern nucleus — core, central part of something
núcleo nucleus; atoomkern nucleus — physics: massive, positively charged core of an atom
núcleo celkern; nucleus nucleus — cytology: large organelle found in cells
núcleo steen; pit; kern Kern — zentraler Hauptbestandteil eines Ganzen
núcleo kern; pit noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.

Verwante vertalingen van núcleo