Spaans

Uitgebreide vertaling voor por (Spaans) in het Nederlands

por:

por bijvoeglijk naamwoord

  1. por (delante; para; antes; )
    voor; daarvoor; ervoor
  2. por (sobre; encima)
    over; overheen
  3. por (a causa de; con motivo de; de parte de; a; ante)
    wegens; vanwege
    – om een reden aan te geven 1
    • wegens bijvoeglijk naamwoord
      • wegens de vakantie zijn we gesloten1
    • vanwege bijvoeglijk naamwoord
      • vanwege de regen gaat de wedstrijd niet door1
    om
    • om bijvoeglijk naamwoord
  4. por (a; en)
    erop; bij; erbij
  5. por
    per
    • per bijvoeglijk naamwoord
  6. por
    à
    • à bijvoeglijk naamwoord
  7. por
    over dit
  8. por
    voor
    • voor bijvoeglijk naamwoord
  9. por (mas o menos; a)
    ongeveer; omtrent
  10. por (encima; sobre)
    gepasseerd; voorbij

Vertaal Matrix voor por:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij abeja; abeja doméstica; abeja melífera
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorbij encima; por; sobre acabado; completo; concluido; concluído; efectuado; expirado; listo; llevado a cabo; pasado; perfecto; preparado; pronto; realizado; terminado; transcurrido; ultimado
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daarvoor a eso; a favor de; a la cabeza; al comienzo; al efecto; al frente; al principio; antes; antes de eso; delante; en la parte de delante; en la parte delantera; enfrente; frente a; para; para ello; para eso; por
erbij a; en; por
erop a; en; por
ervoor a eso; a favor de; a la cabeza; al comienzo; al efecto; al frente; al principio; antes; antes de eso; delante; en la parte de delante; en la parte delantera; enfrente; frente a; para; para ello; para eso; por
ongeveer a; mas o menos; por alrededor; alrededor de; aproximadamente; cerca de; más o menos; unos
overheen encima; por; sobre
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij a la; al; en
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij a; en; por
gepasseerd encima; por; sobre
om a; a causa de; ante; con motivo de; de parte de; por alrededor de
omtrent a; mas o menos; por en lo que concierne a; en relación con
over encima; por; sobre acabado; completo; concluido; concluído; efectuado; listo; llevado a cabo; pasado; perfecto; por encima de; preparado; pronto; realizado; sobre; terminado; ultimado
over dit por
per por desde
vanwege a; a causa de; ante; con motivo de; de parte de; por
voor a eso; a favor de; a la cabeza; al comienzo; al efecto; al frente; al principio; antes; antes de eso; delante; en la parte de delante; en la parte delantera; enfrente; frente a; para; para ello; para eso; por antes de; delante de
wegens a; a causa de; ante; con motivo de; de parte de; por
à por

Wiktionary: por

por
preposition
  1. bij lijdende vorm
  2. oorzaak
  3. langs

Cross Translation:
FromToVia
por naar after — in allusion to, in imitation of; following or referencing
por door by — indication of passive voice
por bij by — near, or next to
por door; vanwege by — indicates creator of a work
por per; op; door by — indicates a means
por per by — steady progression
por langs by — along a path
por beneden; af down — from one end to another
por wegens for — because of
por voor for — supporting
por per per — for each
por doorbladeren; diagonaal; lezen skim — read quickly, skipping some detail
por keer time — ratio of comparison
por keer; maal times — multiplied by
por via; per via — by (means of); using (a medium)
por met with — by means of
por voor fürmit Akkusativ: etwas oder jemand ist an etwas jemanden gerichtet, bestimmt, zugeordnet
por voor pour — En faveur de, en vue de la défense de

Verwante vertalingen van por



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor por (Nederlands) in het Spaans

por:

por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de por (duwtje; stoot; zet; duw; stootje)
    el empujón; el empujoncito

Vertaal Matrix voor por:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empujoncito duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
empujón duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet

Verwante woorden van "por":


por vorm van porren:

porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)

  1. porren (een por geven; stoten)
    empujar; chocar; toparse; hurgar
  2. porren (aanjagen; aansporen; opjutten)
    estimular; soportar; provocar; animar; incentivar; suscitar; motivar; apoyar; impulsar a; sostener; empujar; sujetar; promocionar; calzar; incitar; apresurar; engendrar; pegarse; hurgar; avivar; instigar; incitar a; aguijonear; hacer subir

Conjugations for porren:

o.t.t.
  1. por
  2. port
  3. port
  4. porren
  5. porren
  6. porren
o.v.t.
  1. porde
  2. porde
  3. porde
  4. porden
  5. porden
  6. porden
v.t.t.
  1. heb gepord
  2. hebt gepord
  3. heeft gepord
  4. hebben gepord
  5. hebben gepord
  6. hebben gepord
v.v.t.
  1. had gepord
  2. had gepord
  3. had gepord
  4. hadden gepord
  5. hadden gepord
  6. hadden gepord
o.t.t.t.
  1. zal porren
  2. zult porren
  3. zal porren
  4. zullen porren
  5. zullen porren
  6. zullen porren
o.v.t.t.
  1. zou porren
  2. zou porren
  3. zou porren
  4. zouden porren
  5. zouden porren
  6. zouden porren
en verder
  1. ben gepord
  2. bent gepord
  3. is gepord
  4. zijn gepord
  5. zijn gepord
  6. zijn gepord
diversen
  1. por!
  2. port!
  3. gepord
  4. porrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

porren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het porren (aanstoten)
    el empujar
    • empujar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor porren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
empujar aanstoten; porren
engendrar provoceren; uitlokken
estimular aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; instigeren; opwekken; prikkel; stimuleren; toejuichen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
incitar a aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
instigar instigeren; opwekken
pegarse aanplakken; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aguijonear aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanzetten; motiveren; opzwepen; sterk prikkelen
animar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opleven; opmonteren; oppeppen; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
apoyar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanmoedigen; dragen; iemand motiveren; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; prikkelen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten
apresurar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanpoten; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; accelereren; gas geven; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjagen; opjutten; oppoken; opruien; opschieten; opstoken; optrekken van auto; overhaasten; poken; reppen; snellen; spoeden; stoken; stressen; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
avivar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oppoken; oprakelen; opruien; opstoken; opwekken; poken; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen
calzar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanbinden; aanknopen; beginnen; detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; motiveren; vasthouden
chocar een por geven; porren; stoten aanrijden; belasteren; botsen; bruuskeren; ineenslaan; kapotrijden; kletteren; klingelen; kwaadspreken; lasteren; onheus bejegenen; op elkaar botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; ophoesten; rammelen; rinkelen; smaden; stoten op; tegen elkaar slaan; tingelen; tinkelen; voor de dag komen met
empujar aanjagen; aansporen; een por geven; opjutten; porren; stoten aanduwen; aanzetten; aanzwiepen; doordouwen; doorzetten; dringen; duwen; iemand van de plaats dringen; indrukken; induwen; motiveren; opdrijven; opduwen; opendrukken; openstoten; opzwepen; sterk prikkelen; verdringen; voortbewegen; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; vooruitduwen; wegjagen
engendrar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aankweken; aanmoedigen; aanplanten; aanzetten tot; broeden; fokken; genereren; iemand motiveren; instigeren; kweken; motiveren; opkweken; planten; prikkelen; procreëren; provoceren; stimuleren; telen; uitbroeden; verbouwen; verwekken; voortbrengen; warmhouden
estimular aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
hacer subir aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanpoten; doen stijgen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; laten opstijgen; opdrijven; oplaten; opschieten; opschroeven; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; veel doen stijgen; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
hurgar aanjagen; aansporen; een por geven; opjutten; porren; stoten doorwroeten; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; klauteren; lospeuteren; losplukken; motiveren; peuteren; pulken; rommelen; snuffelen; snuffelen aan; wroetend onderzoeken
impulsar a aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken
incentivar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opkrikken; opwekken; prikkelen; provoceren; stimuleren; vooruitschoppen
incitar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
incitar a aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; provoceren
instigar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
motivar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; losmaken; motiveren; opkrikken; opwekken; prikkelen; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; tot iets bewegen; verleiden tot
pegarse aanjagen; aansporen; opjutten; porren aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aanbakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; kleven; klitten; lijmen; plakken; samenplakken; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastplakken; verneuken
promocionar aanjagen; aansporen; opjutten; porren avanceren; helpen; motiveren; promoten; vooruitschoppen
provocar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandoen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanrichten; aanstichten; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; activeren; adviseren; bemoedigen; berokkenen; bezielen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; pesten; plagen; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; stimuleren; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; toemoedigen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken
soportar aanjagen; aansporen; opjutten; porren doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; iets verduren; incasseren; ondersteunen; opvangen; schoren; schragen; steunen; stutten; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
sostener aanjagen; aansporen; opjutten; porren assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; hooghouden; in de hoogte houden; motiveren; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; rugsteunen; seconderen; steunen; weldoen
sujetar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aan elkaar bevestigen; afbinden; afsnoeren; beethouden; bevestigen; dragen; hoogbinden; knellen; motiveren; omhoogbinden; ondersteunen; opbinden; schoren; schragen; steunen; stutten; vastbinden; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
suscitar aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanleiding geven tot; aanzetten tot; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken
toparse een por geven; porren; stoten

Verwante woorden van "porren":


Wiktionary: porren


Cross Translation:
FromToVia
porren hurgar poke — to jab with a pointed object such as a finger or a stick
porren clavar; empujar; ligeramente stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren

Verwante vertalingen van por