Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: reproducir

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: reproducir

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reproducir:
  2. Reproducir:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor reproducir (Spaans) in het Nederlands

reproducir:

reproducir werkwoord

  1. reproducir (traducir; interpretar; hacerse eco de; expresar; reflejar)
    vertalen; translateren; vertolken; overzetten
    • vertalen werkwoord (vertaal, vertaalt, vertaalde, vertaalden, vertaald)
    • translateren werkwoord
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
    • overzetten werkwoord (zet over, zette over, zetten over, overgezet)
  2. reproducir (describir; reflejar; expresar; interpretar; hacerse eco de)
    beschrijven; weergeven
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • weergeven werkwoord (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)
  3. reproducir (fotocopiar)
    reproduceren; fotokopiëren
    • reproduceren werkwoord (reproduceer, reproduceert, reproduceerde, reproduceerden, gereproduceerd)
    • fotokopiëren werkwoord (fotokopieer, fotokopieert, fotokopieerde, fotokopieerden, gefotokopieerd)
  4. reproducir (multiplicar; reproducirse)
    vermenigvuldigen; verveelvoudigen
    • vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
    • verveelvoudigen werkwoord (verveelvoudig, verveelvoudigt, verveelvoudigde, verveelvoudigden, verveelvoudigd)
  5. reproducir
    afspelen
    • afspelen werkwoord (speel af, speelt af, speelde af, speelden af, afgespeeld)

Conjugations for reproducir:

presente
  1. reproduzco
  2. reproduces
  3. reproduce
  4. reproducimos
  5. reproducís
  6. reproducen
imperfecto
  1. reproducía
  2. reproducías
  3. reproducía
  4. reproducíamos
  5. reproducíais
  6. reproducían
indefinido
  1. reproduje
  2. reprodujiste
  3. reprodujo
  4. reproducjimos
  5. reproducjisteis
  6. reproducjeron
fut. de ind.
  1. reproduciré
  2. reproducirás
  3. reproducirá
  4. reproduciremos
  5. reproduciréis
  6. reproducirán
condic.
  1. reproduciría
  2. reproducirías
  3. reproduciría
  4. reproduciríamos
  5. reproduciríais
  6. reproducirían
pres. de subj.
  1. que reproduzca
  2. que reproduzcas
  3. que reproduzca
  4. que reproduzcamos
  5. que reproduzcáis
  6. que reproduzcan
imp. de subj.
  1. que reprodujera
  2. que reprodujeras
  3. que reprodujera
  4. que reprodujéramos
  5. que reprodujerais
  6. que reprodujeran
miscelánea
  1. ¡reproduce!
  2. ¡reproducid!
  3. ¡no reproduzcas!
  4. ¡no reproduzcáis!
  5. reproducido
  6. reproduciendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reproducir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspelen reproducir poner; reproducción
beschrijven describir; expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir contar; definir; describir; detallar; escribir en; explicar; exponer; hacer un boceto; narrar
fotokopiëren fotocopiar; reproducir fotocopiar; hacer fotocopias; sacar fotocopias
overzetten expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir transferir; transponer; trasladar; trasvasar
reproduceren fotocopiar; reproducir doblarse; duplicarse
translateren expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir interpretar; traducir
vermenigvuldigen multiplicar; reproducir; reproducirse acumular; acumularse; amontonarse; apilarse; doblarse; duplicarse; multiplicar; procrearse
vertalen expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir interpretar; traducir
vertolken expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; encarnar; escoger; expresar; hablar; imitar; interpretar; parlar; personificar; pintar; pronunciarse; traducir
verveelvoudigen multiplicar; reproducir; reproducirse
weergeven describir; expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir presentar; representar; ver; visualizar

Synoniemen voor "reproducir":


Wiktionary: reproducir

reproducir
verb
  1. een nieuwe generatie voorbrengen
Cross Translation:
FromToVia
• reproducir → afbeelden ↔ abbilden — (transitiv) etwas visuell darstellen oder zeigen, etwa auf einem Foto oder in einer Zeichnung
• reproducir → spelen; afspelen ↔ play — use a device to hear (a recording)

Reproducir:

Reproducir werkwoord

  1. Reproducir
    Afspelen

Vertaal Matrix voor Reproducir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Afspelen Reproducir







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0371 seconde
Page rendered in 1.0 seconds