Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: rifa

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: rifa

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

rifa:
- loterij; tombola; trekking; uitloting; loting; verloting
rifar:
- verloten; loten; inloten; uitloten
Wiktionary:
- rifa → loterij

Spaans

Uitgebreide vertaling voor rifa (Spaans) in het Nederlands

rifa:

rifa [la ~] zelfstandig naamwoord

la rifa (lotería)
de loterij
- loterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rifa (tómbola)
de tombola
- tombola [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la rifa (sorteo)
de trekking
- trekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rifa (sorteo)
de uitloting; de loting; de verloting
- uitloting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- loting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verloting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rifa:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
loterij	lotería; rifa
loting	rifa; sorteo
tombola	rifa; tómbola
trekking	rifa; sorteo
uitloting	rifa; sorteo
verloting	rifa; sorteo

Synoniemen voor "rifa":

lotería; sorteo; quiniela; suerte

Wiktionary: rifa

Cross Translation:

From	To	Via
• rifa	→ loterij	↔ sweepstake — lottery

rifar:

rifar werkwoord

rifar (sortear)
verloten; loten
- verloten werkwoord (verloot, verlootte, verlootten, verloot)
- loten werkwoord (loot, lootte, lootten, geloot)
rifar (sortear)
inloten
- inloten werkwoord (loot in, lootte in, lootten in, ingeloot)
rifar (excluir por sorteo; elegir; seleccionar; escoger; sortear)
uitloten
- uitloten werkwoord (loot uit, lootte uit, lootten uit, uitgeloot)

Conjugations for rifar:

presente

rifo
rifas
rifa
rifamos
rifáis
rifan

imperfecto

rifaba
rifabas
rifaba
rifábamos
rifabais
rifaban

indefinido

rifé
rifaste
rifó
rifamos
rifasteis
rifaron

fut. de ind.

rifaré
rifarás
rifará
rifaremos
rifaréis
rifarán

condic.

rifaría
rifarías
rifaría
rifaríamos
rifaríais
rifarían

pres. de subj.

que rife
que rifes
que rife
que rifemos
que riféis
que rifen

imp. de subj.

que rifara
que rifaras
que rifara
que rifáramos
que rifarais
que rifaran

miscelánea

¡rifa!
¡rifad!
¡no rifes!
¡no riféis!
rifado
rifando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor rifar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inloten	rifar; sortear
loten	rifar; sortear
uitloten	elegir; escoger; excluir por sorteo; rifar; seleccionar; sortear
verloten	rifar; sortear