Spaans

Uitgebreide vertaling voor sentido (Spaans) in het Nederlands

sentido:

sentido [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el sentido
    het doel; het nut; de zin
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • nut [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el sentido
    het orgaan; het zintuig
    • orgaan [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zintuig [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el sentido (significado)
    de betekenis; de inhoud
    • betekenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inhoud [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el sentido (instinto; sentimiento; impresión; )
    de intuïtie; het gevoel; het instinct
    • intuïtie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gevoel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • instinct [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. el sentido (contacto; sentimiento; intuición; sensación; sensibilidad)
    feeling; het gevoel; aanvoelen
    • feeling [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gevoel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanvoelen [znw.] zelfstandig naamwoord

sentido bijvoeglijk naamwoord

  1. sentido (sentimental; lleno de sentimiento; sensiblero)
    sentimenteel; gevoelig; gevoelvol

Vertaal Matrix voor sentido:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen contacto; intuición; sensación; sensibilidad; sentido; sentimiento
betekenis sentido; significado idea; importancia; intención; precio; significación; significado; valor
doel sentido ambicionar; apuesta; apuntar a; aspirar a; blanco; dar forraje; destino; destino de viaje; destino final; empeñarse en; fin; gol; intencion; meta; objetivo; objetivo final; objeto; pretender; valor del objetivo
feeling contacto; intuición; sensación; sensibilidad; sentido; sentimiento
gevoel acicate; arranque; arrebato; contacto; deriva; empuje; estímulo; humor; impresión; impulsión; impulso; instinto; intuición; presentimiento; sensación; sensibilidad; sentido; sentimiento emoción; impresión; percepción; sensación; sentimiento
inhoud sentido; significado cabida; capacidad; contener; contenido; don; estiramiento; intención; registro; tramaño; volumen; índice; índice de contenido; índice de materias
instinct acicate; arranque; arrebato; deriva; empuje; estímulo; humor; impresión; impulsión; impulso; instinto; presentimiento; sentido; sentimiento aficiones; afán; amor; apasionamiento; ardor; deriva; deseo; fervor; instinto; intuición; pasión
intuïtie acicate; arranque; arrebato; deriva; empuje; estímulo; humor; impresión; impulsión; impulso; instinto; presentimiento; sentido; sentimiento
nut sentido beneficio; conveniencia; interés; provecho; rendimiento; utilidad; ventaja
orgaan sentido portavoz; órgano
zin sentido apetito; calentura; deseo; dicho; entusiasmo; excitación; fascinación; frase; ganas de comer; ganas de comer algo; giro; hambre; importancia; interés; lascivia; lubricidad; lujuria; modismo; oración; precio; significado; valor
zintuig sentido
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen intuir; presentir; sentir
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevoelig lleno de sentimiento; sensiblero; sentido; sentimental conmovido; emocionado; emocional; irritable; picajoso; propenso; quisquilloso; sensible; susceptible
gevoelvol lleno de sentimiento; sensiblero; sentido; sentimental conmovido; emocionado; lleno de sentimiento; movido
sentimenteel lleno de sentimiento; sensiblero; sentido; sentimental

Synoniemen voor "sentido":


Wiktionary: sentido

sentido
noun
  1. de zin of strekking
  2. wat iets betekent, waar iets voor staat
  3. een toestand waarin men gewaarwordingen uit zijn omgeving ondergaat
  4. de mate waarin een waargenomen effect wel of niet puur toeval is
  5. mogelijkheid om waar te nemen
  6. orgaan

Cross Translation:
FromToVia
sentido gevoel Gefühl — Sinneswahrnehmung des Tast-, Temperatur-, Druck-, Schmerz- oder Gleichgewichtssinnes (des so genannten fünften Sinnes) oder die Fähigkeit dazu
sentido zintuig sense — method to gather data
sentido betekenis sense — semantics term
sentido kenvermogen; kennis; kunde; medeweten; verstand; weten; wetenschap; kennen; besef; bewustzijn; bezinning; bekendheid; bekende; relatie connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître
sentido betekenis; zin sens — Signification
sentido waarneming sens — biologie|nocat=1 Perception
sentido zin; zintuig; betekenis senssignification, ce que quelque chose veut dire.
sentido betekenis; portee; zin; significantie signification — Ce que signifie une chose ; sens attacher à une chose.

sentido vorm van sentir:

sentir werkwoord

  1. sentir
    voelen; iets voelen
  2. sentir (experimentar; pasar por)
    ondervinden; ervaren; beleven; gewaarworden; voelen
    • ondervinden werkwoord (ondervind, ondervindt, ondervond, ondervonden, ondervonden)
    • ervaren werkwoord (ervaar, ervaart, ervaarde, ervaarden, ervaard)
    • beleven werkwoord (beleef, beleeft, beleefde, beleefden, beleefd)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
  3. sentir (compartir los sentimientos de; pensar; imaginarse; )
    inleven; voelen; meeleven; invoelen
    • inleven werkwoord (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • meeleven werkwoord (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
    • invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)
  4. sentir (lamentar)
    betreuren; jammer vinden
  5. sentir (presentir; intuir)
    aanvoelen; voorvoelen
    • aanvoelen werkwoord (voel aan, voelt aan, voelde aan, voelden aan, aangevoeld)
    • voorvoelen werkwoord (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

Conjugations for sentir:

presente
  1. siento
  2. sientes
  3. siente
  4. sentimos
  5. sentís
  6. sienten
imperfecto
  1. sentía
  2. sentías
  3. sentía
  4. sentíamos
  5. sentíais
  6. sentían
indefinido
  1. sentí
  2. sentiste
  3. sintió
  4. sentimos
  5. sentisteis
  6. sintieron
fut. de ind.
  1. sentiré
  2. sentirás
  3. sentirá
  4. sentiremos
  5. sentiréis
  6. sentirán
condic.
  1. sentiría
  2. sentirías
  3. sentiría
  4. sentiríamos
  5. sentiríais
  6. sentirían
pres. de subj.
  1. que sienta
  2. que sientas
  3. que sienta
  4. que sintamos
  5. que sintáis
  6. que sientan
imp. de subj.
  1. que sentiera
  2. que sentieras
  3. que sentiera
  4. que sentiéramos
  5. que sentierais
  6. que sentieran
miscelánea
  1. ¡siente!
  2. ¡sentid!
  3. ¡no sientas!
  4. ¡no sintáis!
  5. sentido
  6. sintiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor sentir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen contacto; intuición; sensación; sensibilidad; sentido; sentimiento
meeleven compartir sentimientos
ondervinden destreza; experiencia; habilidad; práctica; rutina
voelen palpar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen intuir; presentir; sentir
beleven experimentar; pasar por; sentir
betreuren lamentar; sentir deplorar; lamentar
ervaren experimentar; pasar por; sentir
gewaarworden experimentar; pasar por; sentir advertir; constatar; contemplar; darse cuenta de; destacarse; discernir; distinguir; distinguirse; entrever; estar presente; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; señalar; ver
iets voelen sentir
inleven compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
invoelen compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
jammer vinden lamentar; sentir
meeleven compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir apiadarse; compadecerse; condolerse; dar el pésame; expresar su sentimiento; participar; simpatizar; tomar parte
ondervinden experimentar; pasar por; sentir
voelen compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pasar por; pensar; sentir advertir; contemplar; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; manosear; notar; observar; palpar; percibir; tocar; ver
voorvoelen intuir; presentir; sentir
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ervaren capacitado; capaz; competente; experimentado; experto; profesional; versado en

Synoniemen voor "sentir":


Wiktionary: sentir

sentir
verb
  1. met het gevoel begrijpen
  2. het genoemde gevoel geven
  3. met het (innerlijk) gevoelszintuig gewaarworden
  4. gewaarworden door aanraking, meestal met betrekking tot temperatuur of druk

Cross Translation:
FromToVia
sentir voelen feel — transitive: to experience an emotion or other mental state about
sentir betreuren; spijten; berouwen regret — feel sorry about some past thing
sentir gewaarworden; waarnemen sense — use biological senses
sentir gewaarworden; voelen; aanvoelen; gevoelen ressentir — Sentir, éprouver.
sentir voelen; gewaarworden; aanvoelen; gevoelen; tasten; betasten; bevoelen; geuren; rieken; ruiken sentir — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van sentido