Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vacunar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor vacuno (Spaans) in het Nederlands

vacuno:


Synoniemen voor "vacuno":


Wiktionary: vacuno

vacuno
noun
  1. als vee gehouden runderen

Cross Translation:
FromToVia
vacuno bief; rundvlees; biefstuk beef — meat

vacunar:

vacunar werkwoord

  1. vacunar (inyectar; jeringar)
    spuiten; injecteren
    • spuiten werkwoord (spuit, spoot, spoten, gespoten)
    • injecteren werkwoord (injecteer, injecteert, injecteerde, injecteerden, geïnjecteerd)
  2. vacunar (inocular; inyectar)
    inenten; vaccineren; inoculeren
    • inenten werkwoord (ent in, entte in, entten in, ingeënt)
    • vaccineren werkwoord (vaccineer, vaccineert, vaccineerde, vaccineerden, gevaccineerd)
    • inoculeren werkwoord (inoculeer, inoculeert, inoculeerde, inoculeerden, geïnoculeerd)
  3. vacunar (inyectar)
    inspuiten
    • inspuiten werkwoord (spuit in, spoot in, spoten in, ingespoten)

Conjugations for vacunar:

presente
  1. vacuno
  2. vacunas
  3. vacuna
  4. vacunamos
  5. vacunáis
  6. vacunan
imperfecto
  1. vacunaba
  2. vacunabas
  3. vacunaba
  4. vacunábamos
  5. vacunabais
  6. vacunaban
indefinido
  1. vacuné
  2. vacunaste
  3. vacunó
  4. vacunamos
  5. vacunasteis
  6. vacunaron
fut. de ind.
  1. vacunaré
  2. vacunarás
  3. vacunará
  4. vacunaremos
  5. vacunaréis
  6. vacunarán
condic.
  1. vacunaría
  2. vacunarías
  3. vacunaría
  4. vacunaríamos
  5. vacunaríais
  6. vacunarían
pres. de subj.
  1. que vacune
  2. que vacunes
  3. que vacune
  4. que vacunemos
  5. que vacunéis
  6. que vacunen
imp. de subj.
  1. que vacunara
  2. que vacunaras
  3. que vacunara
  4. que vacunáramos
  5. que vacunarais
  6. que vacunaran
miscelánea
  1. ¡vacuna!
  2. ¡vacunad!
  3. ¡no vacunes!
  4. ¡no vacunéis!
  5. vacunado
  6. vacunando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor vacunar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inenten inocular; inyectar; vacunar
injecteren inyectar; jeringar; vacunar
inoculeren inocular; inyectar; vacunar
inspuiten inyectar; vacunar
spuiten inyectar; jeringar; vacunar airear; arrojar a presión; hacer un esfuerzo supremo; inyectar
vaccineren inocular; inyectar; vacunar

Synoniemen voor "vacunar":


Wiktionary: vacunar

vacunar
verb
  1. een injectie met een vaccin geven

Cross Translation:
FromToVia
vacunar inenten; vaccineren impfenMedizin: mit einer Impfung gegen Krankheiten schützen
vacunar inenten vaccinate — treat with a vaccine
vacunar inenten; vaccineren vaccinerinoculer la vaccine.

Verwante vertalingen van vacuno