Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: vanidad

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: vanidad

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vanidad:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor vanidad (Spaans) in het Nederlands

vanidad:

vanidad [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la vanidad (pijería; presunción; soberbia; frivolidad)
    de ijdelheid; de wuftheid; de ijdeltuiterij
  2. la vanidad (presunción; suficiencia; engreimiento; rimbombancia; aire de importancia)
    de eigendunk; de eigenwaan
  3. la vanidad (arrogancia; pretensión; pedantería; )
    de verwaandheid; de arrogantie; de hooghartigheid
  4. la vanidad (pretensión; insolencia; arrogancia; )
    de pretentie

Vertaal Matrix voor vanidad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrogantie arrogancia; engreimiento; exaltación propia; fatuidad; insolencia; pedantería; presuntuosidad; pretensión; vanidad altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
eigendunk aire de importancia; engreimiento; presunción; rimbombancia; suficiencia; vanidad altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
eigenwaan aire de importancia; engreimiento; presunción; rimbombancia; suficiencia; vanidad altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
hooghartigheid arrogancia; engreimiento; exaltación propia; fatuidad; insolencia; pedantería; presuntuosidad; pretensión; vanidad
ijdelheid frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
ijdeltuiterij frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad
pretentie altanería; arrogancia; engreimiento; insolencia; pretensión; suficiencia; vanidad
verwaandheid arrogancia; engreimiento; exaltación propia; fatuidad; insolencia; pedantería; presuntuosidad; pretensión; vanidad altanería; descaro; desfachatez; desvergüenza; frescura; grosería; impertinencia; indecencia; presuncion
wuftheid frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad

Synoniemen voor "vanidad":


Wiktionary: vanidad

vanidad
noun
  1. verwaande houding tegenover anderen
  2. het zich toeleggen op betekenisloze uiterlijkheden
Cross Translation:
FromToVia
• vanidad → hoogmoed; ijdelheid; verwaandheid ↔ conceit — overly high self-esteem
• vanidad → ijdelheid ↔ vanity — excessive pride







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0609 seconde
Page rendered in 1.0 seconds