Spaans

Uitgebreide vertaling voor variado (Spaans) in het Nederlands

variado:

variado bijvoeglijk naamwoord

  1. variado (mezclado; mixto)
    gemengd; gemêleerd; gemixed
  2. variado (mezclado; mixto)
    gemengd; door elkaar geroerd
  3. variado (variable; inestable; cambiante; vacilante; inconstante)
    variërend; variabel
  4. variado (diverso; divergente; de todo tipo; de muchas clases)
    veelsoortig
  5. variado (cambiante; variable; sospechoso; cuestionable; inestable)
    variërend; wisselvallig; wisselend

Vertaal Matrix voor variado:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemengd mezclado; mixto; variado mixto
gemêleerd mezclado; mixto; variado
variabel cambiante; inconstante; inestable; vacilante; variable; variado
veelsoortig de muchas clases; de todo tipo; divergente; diverso; variado
wisselend cambiante; cuestionable; inestable; sospechoso; variable; variado
wisselvallig cambiante; cuestionable; inestable; sospechoso; variable; variado cambiante; inconstante; inestable; variable
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door elkaar geroerd mezclado; mixto; variado
gemixed mezclado; mixto; variado
variërend cambiante; cuestionable; inconstante; inestable; sospechoso; vacilante; variable; variado

Synoniemen voor "variado":


Wiktionary: variado


Cross Translation:
FromToVia
variado → [[duidelijk verschillend]] disparate — composed of inherently different elements
variado divers; veelvoudig multifarious — having multiplicity

variado vorm van variar:

variar werkwoord

  1. variar (diferir)
    variëren; veranderen; uiteenlopen; verschillen; afwisselen; wisselen
    • variëren werkwoord (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
  2. variar (alterar; cambiar; modificar; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  3. variar (diferenciar; ser diferente; ser distinto)
    verschillen; verschil maken; schelen
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • verschil maken werkwoord
    • schelen werkwoord (scheel, scheelt, scheelde, scheelden, gescheeld)

Conjugations for variar:

presente
  1. varío
  2. varías
  3. varía
  4. variamos
  5. variáis
  6. varían
imperfecto
  1. variaba
  2. variabas
  3. variaba
  4. variábamos
  5. variabais
  6. variaban
indefinido
  1. varié
  2. variaste
  3. varió
  4. variamos
  5. variasteis
  6. variaron
fut. de ind.
  1. variaré
  2. variarás
  3. variará
  4. variaremos
  5. variaréis
  6. variarán
condic.
  1. variaría
  2. variarías
  3. variaría
  4. variaríamos
  5. variaríais
  6. variarían
pres. de subj.
  1. que varíe
  2. que varíes
  3. que varíe
  4. que variemos
  5. que variéis
  6. que varíen
imp. de subj.
  1. que variara
  2. que variaras
  3. que variara
  4. que variáramos
  5. que variarais
  6. que variaran
miscelánea
  1. ¡varía!
  2. ¡variad!
  3. ¡no varíes!
  4. ¡no variéis!
  5. variado
  6. variando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor variar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schelen diferencia; divergencia
veranderen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
verschillen diferencia; divergencia
wijzigen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; diferir; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar
herzien alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar alterar; cambiar; convertir; corregir; enmendar; mejorar; modificar; perfeccionar; rectificar; reformar; rehabilitar; renovar; reparar; rever; revisar
schelen diferenciar; ser diferente; ser distinto; variar
uiteenlopen diferir; variar
variëren diferir; variar anadear; balancear; balancearse; cambiar; desequilibrarse; fluctuar; intercambiar; moverse continuamente; serpentear; tambalear; tambalearse; titubear; vacilar
veranderen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; diferir; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
verschil maken diferenciar; ser diferente; ser distinto; variar
verschillen diferenciar; diferir; ser diferente; ser distinto; variar apartarse; desviarse de; diferenciarse; diferir; ser diferente; ser distinto
verwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear; canjear por; confundir; conmutar; convertir; intercambiar; mezclar; reconstruir; reemplazar; renovar; reponer; sustituir
wijzigen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
wisselen diferir; variar arrojar; bambolearse; cambiar; canjear; columpiarse; dar bandazos; escorar; fluctuar; hacer eses; intercambiar; mecerse; renguear; serpentear; titubear; vacilar

Synoniemen voor "variar":


Wiktionary: variar

variar
verb
  1. (overgankelijk) doen veranderen

Cross Translation:
FromToVia
variar bewegen bewegen — etwas von einem Ort zum anderen schaffen
variar bewegen bewegen — die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
variar variëren variieren — etwas teilweise ändern
variar afwisselen; variëren; werken varier — À trier