Abuso in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abuso:
- misbruikt; verkracht
- misbruik; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik; exces; buitensporigheid; uitspatting; uitwas; buitenissigheid; overtreding; delict; vergrijp; misstand; wantoestand
abusar:
- misbruiken
Wiktionary:
- abuso → mishandeling, wantoestand
- abuso → verkeerd gebruik, misbruik, mishandeling, smaad, laster
- abusar → krenken, misbruiken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abuso (Spaans) in het Nederlands

abuso:

abuso bijvoeglijk naamwoord

abuso (violado)
misbruikt; verkracht
- misbruikt bijvoeglijk naamwoord
- verkracht bijvoeglijk naamwoord

abuso [el ~] zelfstandig naamwoord

el abuso (profanación; violación; violentar)
het misbruik; oneigenlijk gebruik
- misbruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- oneigenlijk gebruik [znw.] zelfstandig naamwoord
el abuso (contravención)
het misbruik; overdadig gebruik
- misbruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- overdadig gebruik [znw.] zelfstandig naamwoord
el abuso (extravagancia; exceso; protuberancia; desmán; desenfreno; excrecencia)
het exces; de buitensporigheid; de uitspatting; de uitwas; de buitenissigheid
- exces [het ~] zelfstandig naamwoord
- buitensporigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitspatting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- buitenissigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el abuso (delito; falta; infracción; contravención; infracciones; contravenciones)
de overtreding; de delict; het vergrijp
- overtreding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- delict [de ~] zelfstandig naamwoord
- vergrijp [het ~] zelfstandig naamwoord
el abuso (situación anomalía)
de misstand; de wantoestand
- misstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wantoestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abuso:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buitenissigheid	abuso; desenfreno; desmán; exceso; excrecencia; extravagancia; protuberancia	excentricidad; extravagancia; singularidad
buitensporigheid	abuso; desenfreno; desmán; exceso; excrecencia; extravagancia; protuberancia	abundancia; desbordamiento; desenfreno; excedente; exceso; intemperancia; libertinaje; rebosamiento; superabundancia
delict	abuso; contravenciones; contravención; delito; falta; infracciones; infracción	acto de violencia; crimen; delito; infracción
exces	abuso; desenfreno; desmán; exceso; excrecencia; extravagancia; protuberancia	abundancia; desbordamiento; excedente; exceso; intemperancia; rebosamiento; remanente; resto; saldo; sobrante; superabundancia; superávit; surplús
misbruik	abuso; contravención; profanación; violación; violentar
misstand	abuso; situación anomalía
oneigenlijk gebruik	abuso; profanación; violación; violentar
overdadig gebruik	abuso; contravención
overtreding	abuso; contravenciones; contravención; delito; falta; infracciones; infracción	acto de violencia; crimen; delito; infracción
uitspatting	abuso; desenfreno; desmán; exceso; excrecencia; extravagancia; protuberancia	desenfreno; explosión de cólera; libertinaje
uitwas	abuso; desenfreno; desmán; exceso; excrecencia; extravagancia; protuberancia
vergrijp	abuso; contravenciones; contravención; delito; falta; infracciones; infracción	acto de violencia; crimen; delito; infracción
wantoestand	abuso; situación anomalía
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
misbruikt	abuso; violado
verkracht	abuso; violado

Verwante woorden van "abuso":

abusos

Synoniemen voor "abuso":

cabildada; alcaldada; chanchullo; atropello
cacicada; injusticia; opresión
desafuero; arbitrariedad; tropelía; desorden; violencia; desmán; brutalidad; incontinencia; transgresión; exceso; ferocidad; monstruosidad; vandalismo; grosería
exageración; extralimitación; despotismo; demasía
gamberrada; animalada
licencia; atrevimiento; osadía; deshonestidad; inmoralidad

Wiktionary: abuso

abuso

noun

het moedwillig toebrengen...
- mishandeling → abuso
een onacceptabel slechte toestand
- wantoestand → abuso; exceso

Cross Translation:

From	To	Via
• abuso	→ verkeerd gebruik; misbruik	↔ abuse — improper usage
• abuso	→ mishandeling	↔ abuse — physical maltreatment
• abuso	→ smaad; laster	↔ obloquy — Abusive language
• abuso	→ misbruik	↔ abus — usage mauvais, excessif de quelque chose.

abusar:

abusar werkwoord

abusar (violar; abusar de)
misbruiken
- misbruiken werkwoord (misbruik, misbruikt, misbruikte, misbruikten, misbruikt)

Conjugations for abusar:

presente

abuso
abusas
abusa
abusamos
abusáis
abusan

imperfecto

abusaba
abusabas
abusaba
abusábamos
abusabais
abusaban

indefinido

abusé
abusaste
abusó
abusamos
abusasteis
abusaron

fut. de ind.

abusaré
abusarás
abusará
abusaremos
abusaréis
abusarán

condic.

abusaría
abusarías
abusaría
abusaríamos
abusaríais
abusarían

pres. de subj.

que abuse
que abuses
que abuse
que abusemos
que abuséis
que abusen

imp. de subj.

que abusara
que abusaras
que abusara
que abusáramos
que abusarais
que abusaran

miscelánea

¡abusa!
¡abusad!
¡no abuses!
¡no abuséis!
abusado
abusando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor abusar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
misbruiken	abusar; abusar de; violar

Synoniemen voor "abusar":

avasallar; atropellar; arrollar; aplastar
excederse; extralimitarse; pasarse; aprovecharse; explotar; violar; maltratar; forzar; propasarse
exorbitar; desorbitar; exagerar; desmesurar; extremar; desproporcionar
gorronear; sablear; arrimarse; chupar; parasitar; pedir
sangrar; exprimir

Wiktionary: abusar

abusar

verb

benadelen
- krenken → abusar
op een slechte wijze gebruik maken van iets of iemand.
- misbruiken → abusar

Verwante vertalingen van abuso