Spaans

Uitgebreide vertaling voor alterar (Spaans) in het Nederlands

alterar:

alterar werkwoord

  1. alterar (cambiar; modificar; transformar; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  2. alterar (modificar; enmendar; cambiar; convertir; reformar)
    modificeren; veranderen; wijzigen; herzien; amenderen; omwerken
    • modificeren werkwoord (modificeer, modificeert, modificeerde, modificeerden, gemodificeerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • amenderen werkwoord (amendeer, amendeert, amendeerde, amendeerden, geamendeerd)
    • omwerken werkwoord (werk om, werkt om, werkte om, werkten om, omgewerkt)
  3. alterar (interrumpir; interferir; turbar; encolerizar)
    verstoren; vertoornen
    • verstoren werkwoord (verstoor, verstoort, verstoorde, verstoorden, verstoord)
    • vertoornen werkwoord (vertoorn, vertoornt, vertoornde, vertoornden, vertoornd)
  4. alterar (tocar; fomentar; mencionar de paso; )
    aanstippen; aanroeren; even aanraken
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aanroeren werkwoord (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)
    • even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
  5. alterar (desajustar; desordenar)
    ontregelen; overhoophalen
  6. alterar (trastornar; fomentar; interrumpir; perturbar)
    toucheren
    • toucheren werkwoord (toucheer, toucheert, toucheerde, toucheerden, getoucheerd)
  7. alterar (desquiciar; confundir; desordenar)
    door elkaar halen; in de war maken
    • door elkaar halen werkwoord (haal door elkaar, haalt door elkaar, haalde door elkaar, haalden door elkaar, door elkaar gehaald)
    • in de war maken werkwoord (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)

Conjugations for alterar:

presente
  1. altero
  2. alteras
  3. altera
  4. alteramos
  5. alteráis
  6. alteran
imperfecto
  1. alteraba
  2. alterabas
  3. alteraba
  4. alterábamos
  5. alterabais
  6. alteraban
indefinido
  1. alteré
  2. alteraste
  3. alteró
  4. alteramos
  5. alterasteis
  6. alteraron
fut. de ind.
  1. alteraré
  2. alterarás
  3. alterará
  4. alteraremos
  5. alteraréis
  6. alterarán
condic.
  1. alteraría
  2. alterarías
  3. alteraría
  4. alteraríamos
  5. alteraríais
  6. alterarían
pres. de subj.
  1. que altere
  2. que alteres
  3. que altere
  4. que alteremos
  5. que alteréis
  6. que alteren
imp. de subj.
  1. que alterara
  2. que alteraras
  3. que alterara
  4. que alteráramos
  5. que alterarais
  6. que alteraran
miscelánea
  1. ¡altera!
  2. ¡alterad!
  3. ¡no alteres!
  4. ¡no alteréis!
  5. alterado
  6. alterando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

alterar

  1. alterar

Vertaal Matrix voor alterar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amenderen adaptación; cambio; enmienda; modificación; transformación
modificeren adaptación; cambio; enmienda; modificación; transformación
veranderen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
wijzigen adaptación; alteración; cambio; enmienda; modificación; reforma; transformación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroeren alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar
aanstippen alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar mencionar de paso; ponerle visto a
afwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar diferir; variar
amenderen alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
door elkaar halen alterar; confundir; desordenar; desquiciar
even aanraken alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar
herzien alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; reformar; rehabilitar; renovar; reparar; rever; revisar
in de war maken alterar; confundir; desordenar; desquiciar dar vueltas; marear
modificeren alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar
omwerken alterar; cambiar; convertir; enmendar; modificar; reformar arar; labrar
onrechtmatig wijzigen alterar
ontregelen alterar; desajustar; desordenar
overhoophalen alterar; desajustar; desordenar
toucheren alterar; fomentar; interrumpir; perturbar; trastornar
veranderen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar diferir; variar
verstoren alterar; encolerizar; interferir; interrumpir; turbar perturbar
vertoornen alterar; encolerizar; interferir; interrumpir; turbar
verwisselen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear; canjear por; confundir; conmutar; convertir; intercambiar; mezclar; reconstruir; reemplazar; renovar; reponer; sustituir
wijzigen alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar cambiar; modificar

Synoniemen voor "alterar":


Wiktionary: alterar

alterar
verb
  1. zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt

Cross Translation:
FromToVia
alterar prutsen; met; manipuleren tamper — alter by making unauthorized changes