Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. antaño:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor antaño (Spaans) in het Nederlands

antaño:

antaño bijvoeglijk naamwoord

  1. antaño (en el pasado; antes; anteriormente; antiguamente; en otros tiempos)
    vroeger; voorheen; eertijds; voormaals
  2. antaño (antes; más temprano; anteriormente; )
    voortijds

antaño [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el antaño
    weleer
    • weleer [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor antaño:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weleer antaño
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vroeger antaño; anteriormente; antes; antiguamente; en el pasado; en otros tiempos anterior; anteriormente; antes; antiguo; en otros tiempos; ex; pasado
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eertijds antaño; anteriormente; antes; antiguamente; en el pasado; en otros tiempos
voorheen antaño; anteriormente; antes; antiguamente; en el pasado; en otros tiempos anterior; anteriormente; antes; antiguo; en otros tiempos; ex; pasado
weleer antiguamente; en otros tiempos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voormaals antaño; anteriormente; antes; antiguamente; en el pasado; en otros tiempos
voortijds antaño; anteriormente; antes; antiguamente; en el pasado; en otros tiempos; más pronto; más temprano; otrora; prematuro

Synoniemen voor "antaño":


Wiktionary: antaño

antaño
adverb
  1. (zoals) in het verleden

Cross Translation:
FromToVia
antaño weleer; voorbije; verleden yesteryear — times gone by
antaño ver verleden; weleer; eertijds yore — time long past