Spaans

Uitgebreide vertaling voor arrugar (Spaans) in het Nederlands

arrugar:

arrugar werkwoord

  1. arrugar (estrujar; fruncir; arrugarse)
    kreuken
    • kreuken werkwoord (kreuk, kreukt, kreukte, kreukten, gekreukt)
  2. arrugar (rizar; estrujar; fruncir; arrugarse)
    verfrommelen; kreukelen; verkreukelen
    • verfrommelen werkwoord (verfrommel, verfrommelt, verfrommelde, verfrommelden, verfrommeld)
    • kreukelen werkwoord (kreukel, kreukelt, kreukelde, kreukelden, gekreukeld)
    • verkreukelen werkwoord (verkreukel, verkreukelt, verkreukelde, verkreukelden, verkreukeld)
  3. arrugar
    rimpelen
    • rimpelen werkwoord (rimpel, rimpelt, rimpelde, rimpelden, gerimpeld)
  4. arrugar
    opfrommelen
    • opfrommelen werkwoord (frommel op, frommelt op, frommelde op, frommelden op, opgefrommeld)
  5. arrugar (estrujar)

Conjugations for arrugar:

presente
  1. arrugo
  2. arrugas
  3. arruga
  4. arrugamos
  5. arrugáis
  6. arrugan
imperfecto
  1. arrugaba
  2. arrugabas
  3. arrugaba
  4. arrugábamos
  5. arrugabais
  6. arrugaban
indefinido
  1. arrugué
  2. arrugaste
  3. arrugó
  4. arrugamos
  5. arrugasteis
  6. arrugaron
fut. de ind.
  1. arrugaré
  2. arrugarás
  3. arrugará
  4. arrugaremos
  5. arrugaréis
  6. arrugarán
condic.
  1. arrugaría
  2. arrugarías
  3. arrugaría
  4. arrugaríamos
  5. arrugaríais
  6. arrugarían
pres. de subj.
  1. que arrugue
  2. que arrugues
  3. que arrugue
  4. que arruguemos
  5. que arruguéis
  6. que arruguen
imp. de subj.
  1. que arrugara
  2. que arrugaras
  3. que arrugara
  4. que arrugáramos
  5. que arrugarais
  6. que arrugaran
miscelánea
  1. ¡arruga!
  2. ¡arrugad!
  3. ¡no arrugues!
  4. ¡no arruguéis!
  5. arrugado
  6. arrugando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor arrugar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
kreuken arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir
opfrommelen arrugar
rimpelen arrugar
verfromfraaien arrugar; estrujar
verfrommelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
verkreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar

Wiktionary: arrugar

arrugar
verb
  1. de vorming van kreukels op een voorheen glad oppervlak
  2. (overgankelijk) iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje

Cross Translation:
FromToVia
arrugar kreuken wrinkle — to make wrinkles in; to cause to have wrinkles
arrugar frommelen; kreukelen; verkreukelen; verfomfaaien; verfrommelen froisserfrotter fortement, meurtrir par une pression violente.