Spaans

Uitgebreide vertaling voor cena (Spaans) in het Nederlands

cena:

cena [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cena
    het diner; de avondmaaltijd; het avondeten; het avondmaal
  2. la cena (banquete)
    het souper; het feestdiner

Vertaal Matrix voor cena:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avondeten cena
avondmaal cena
avondmaaltijd cena
diner cena almuerzo; comida
feestdiner banquete; cena banquete; banquete de gala
souper banquete; cena

Verwante woorden van "cena":


Wiktionary: cena

cena
noun
  1. een maaltijd die 's avonds genuttigd wordt
  2. de maaltijd die men 's avonds nuttigt

Cross Translation:
FromToVia
cena avondmaaltijd; avondeten; eten; avondmaal dinner — main meal of the day
cena avondeten supper — food before going to bed
cena avondeten supper — dinner at night
cena avondeten Nachtessensüddeutsch, Schweizer Hochdeutsch: Mahlzeit, die zu Tagesende verzehrt wird
cena avondeten Abendessen(in Teilen Nord- und Ostdeutschlands warme) Mahlzeit, die zu Tagesende verzehrt wird
cena avondeten Abendbrot — Die (überwiegend aus Brot bestehende) Mahlzeit zum Tagesende, wobei Brot als Synonym für Mahl bzw. Mahlzeit steht (siehe auch: Brotzeit)
cena middageten; middagmaal; noenmaal; lunch déjeuner — FR|fr Repas de midi.

cena vorm van cenar:

cenar werkwoord

  1. cenar (consumir; comer; aprovechar)
    eten
    – iets als voedsel tot je nemen 1
    • eten werkwoord (eet, at, aten, gegeten)
      • hij eet een appel1
    consumeren; gebruiken; nuttigen; opeten; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen
    • consumeren werkwoord (consumeer, consumeert, consumeerde, consumeerden, geconsumeerd)
    • gebruiken werkwoord (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
    • nuttigen werkwoord (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)
    • opeten werkwoord (eet op, at op, aten op, opgegeten)
    • verorberen werkwoord (verorber, verorbert, verorberde, verorberden, verorberd)
    • tot zich nemen werkwoord (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
    • oppeuzelen werkwoord (peuzel op, peuzelt op, peuzelde op, peuzelden op, opgepeuzeld)
  2. cenar (comer; estar a la mesa; tomar)
    dineren; uitgebreid eten; tafelen
    • dineren werkwoord (dineer, dineert, dineerde, dineerden, gedineerd)
    • uitgebreid eten werkwoord (eet uitgebreid, at uitgebreid, aten uitgebreid, uitgereid gegeten)
    • tafelen werkwoord (tafel, tafelt, tafelde, tafelden, getafeld)
  3. cenar (comer; tomar; aprovechar; consumir; comerse)
    eten
    – iets als voedsel tot je nemen 1
    • eten werkwoord (eet, at, aten, gegeten)
      • hij eet een appel1
    opeten
    • opeten werkwoord (eet op, at op, aten op, opgegeten)
  4. cenar (comer; almorzar; devorar; mascar; morfar)
    schaften
    • schaften werkwoord (schaft, schaftte, schaftten, geschaft)
  5. cenar
    souperen
    • souperen werkwoord (soupeer, soupeert, soupeerde, soupeerden, gesoupeerd)

Conjugations for cenar:

presente
  1. ceno
  2. cenas
  3. cena
  4. cenamos
  5. cenáis
  6. cenan
imperfecto
  1. cenaba
  2. cenabas
  3. cenaba
  4. cenábamos
  5. cenabais
  6. cenaban
indefinido
  1. cené
  2. cenaste
  3. cenó
  4. cenamos
  5. cenasteis
  6. cenaron
fut. de ind.
  1. cenaré
  2. cenarás
  3. cenará
  4. cenaremos
  5. cenaréis
  6. cenarán
condic.
  1. cenaría
  2. cenarías
  3. cenaría
  4. cenaríamos
  5. cenaríais
  6. cenarían
pres. de subj.
  1. que cene
  2. que cenes
  3. que cene
  4. que cenemos
  5. que cenéis
  6. que cenen
imp. de subj.
  1. que cenara
  2. que cenaras
  3. que cenara
  4. que cenáramos
  5. que cenarais
  6. que cenaran
miscelánea
  1. ¡cena!
  2. ¡cenad!
  3. ¡no cenes!
  4. ¡no cenéis!
  5. cenado
  6. cenando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor cenar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eten alimentación; alimento; alimentos; almuerzo; comestibles; comida; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
gebruiken costumbre; costumbres; hábitos; usanzas; uso; usos
oppeuzelen mordisquear
verorberen cosumición; ingestión
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consumeren aprovechar; cenar; comer; consumir aprovechar; atiborrarse; comerse; consumir; devorar; tomar; usar
dineren cenar; comer; estar a la mesa; tomar
eten aprovechar; cenar; comer; comerse; consumir; tomar atiborrarse; comer; comer con gusto; desincrustar; desplegar; devorar; disfrutar comiendo; mandarse un ...; morfar; picar; saborear
gebruiken aprovechar; cenar; comer; consumir administrar; aplicar; apostar; aprovechar; comenzar; comerse; consumir; consumir de drogas; consumir drogas; drogarse; ejercer; emplear; gastar; hacer uso de; implementar; iniciar; insertar; introducir; invertir; jugarse; poner; servirse de; tomar; tomar drogas; tomar en uso; usar; usar drogas; utilizar
nuttigen aprovechar; cenar; comer; consumir apresar; atiborrarse; capturar; coger; devorar; pescar
opeten aprovechar; cenar; comer; comerse; consumir; tomar agotar; aprovechar; atiborrarse; atracarse; carcomer; comer; comerlo todo; comerse; consumir; dar de comer a; devorar; digerir; digerirse; tomar
oppeuzelen aprovechar; cenar; comer; consumir comer; comer con glotonería; comerse; destrozar; devorar; embuchar; llenarse de comida; tomar combustible
schaften almorzar; cenar; comer; devorar; mascar; morfar
souperen cenar
tafelen cenar; comer; estar a la mesa; tomar
tot zich nemen aprovechar; cenar; comer; consumir atiborrarse; devorar
uitgebreid eten cenar; comer; estar a la mesa; tomar
verorberen aprovechar; cenar; comer; consumir atiborrarse; comerse; devorar

Wiktionary: cenar

cenar
verb
  1. het diner gebruiken

Cross Translation:
FromToVia
cenar dineren dine — to eat; to eat dinner or supper

Verwante vertalingen van cena