Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal clausura

Vertaal clausura van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

clausura:
- beëindiging; sluiting; einde; slot; afsluiting; het afsluiten; dichtmaken
Wiktionary:
- clausura → beëindiging, afsluiting, sluiting

Spaans

Uitgebreide vertaling voor clausura (Spaans) in het Nederlands

clausura:

clausura [la ~] zelfstandig naamwoord

la clausura (finalización; fin; final; término; conclusión; desenlace)
de beëindiging; de sluiting; het einde; het slot
- beëindiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- sluiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- einde [het ~] zelfstandig naamwoord
- slot [het ~] zelfstandig naamwoord
la clausura (cerradura; cierre; barrera)
de afsluiting; de sluiting; het afsluiten; dichtmaken
- afsluiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- sluiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- het afsluiten [znw.] zelfstandig naamwoord
- dichtmaken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor clausura:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afsluiting	barrera; cerradura; cierre; clausura	barrera; barricada; cerca; obstrucción; obstáculo; valla
beëindiging	clausura; conclusión; desenlace; fin; final; finalización; término
dichtmaken	barrera; cerradura; cierre; clausura
einde	clausura; conclusión; desenlace; fin; final; finalización; término	acabado; afinado; barniz; cinta de llegada; enlazo; fin; final; llegada; línea de llegada; marca; punto final; terminación; término
het afsluiten	barrera; cerradura; cierre; clausura
slot	clausura; conclusión; desenlace; fin; final; finalización; término	castillo; cerradura; cerraja; cierre; ciudadela; fin; fortaleza; fortificación; fuerte
sluiting	barrera; cerradura; cierre; clausura; conclusión; desenlace; fin; final; finalización; término	cierre; cierre de cremallera
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dichtmaken		bloquear; cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrar herméticamente; cerrarse; echar el cerrojo a; echar llave; poner bajo llave; sellar; tapar

Synoniemen voor "clausura":

cierre; obstrucción; obturación; suspensión; vallado
reclusión; encierro; prisión; retiro; aislamiento; apartamiento

Wiktionary: clausura

Cross Translation:

From	To	Via
• clausura	→ beëindiging; afsluiting; sluiting	↔ closure — event signifying an ending

Verwante vertalingen van clausura