Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal colmo

Vertaal colmo van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. colmo:
  2. colmar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor colmo (Spaans) in het Nederlands

colmo:

colmo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el colmo (apogeo; cenit; culminación; clímax)
    het hoogtepunt; het zenit; het toppunt; de piek; de top
    • hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zenit [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toppunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el colmo (súmmum; clímax; pico; )
    de top; de piek; het summum; het hoogtepunt; het toppunt
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • summum [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toppunt [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el colmo (culminación; clímax; punta; )
    de culminatie
  4. el colmo (punto más alto; punto culminante; cumbre; punta; culminación)
    de heuveltop

Vertaal Matrix voor colmo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
culminatie clímax; colmo; culminación; momento culminante; pináculo; punta; punto culminante; punto álgido; súmmum
heuveltop colmo; culminación; cumbre; punta; punto culminante; punto más alto
hoogtepunt apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice apogeo; clímax; momento culminante
piek apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice adornos navideños; cima; cresta; cumbre; florín; hora punta; pico; punto más alto
summum apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice
top apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice apogeo; caballete; caballete de un tejado; cima; copa de un árbol; coronilla; cresta; cumbre; cúspide; hora punta; lado superior; mollera; pico; punta; punto más alto; tope; topes
toppunt apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice
zenit apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación cenit; cumbre; cúspide
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
top de primer orden; de primera; de primera categoría; de primera clase; eminente; en lo alto; excelente

Synoniemen voor "colmo":


Wiktionary: colmo

colmo
Cross Translation:
FromToVia
• colmo → hoogtepunt ↔ acme — the highest point

colmo vorm van colmar:

colmar werkwoord

  1. colmar (rellenar; llenar)
    vullen; bijvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • bijvullen werkwoord (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)
  2. colmar (llenar; cargar; empastar; acolchar; rellenar)
    plomberen; vullen
    • plomberen werkwoord (plombeer, plombeert, plombeerde, plombeerden, geplobeerd)
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
  3. colmar (acolchar; llenar hasta el borde; llenar)
    vullen; volschenken
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volschenken werkwoord (schenk vol, schenkt vol, schonk vol, schonken vol, volgeschonken)

Conjugations for colmar:

presente
  1. colmo
  2. colmas
  3. colma
  4. colmamos
  5. colmáis
  6. colman
imperfecto
  1. colmaba
  2. colmabas
  3. colmaba
  4. colmábamos
  5. colmabais
  6. colmaban
indefinido
  1. colmé
  2. colmaste
  3. colmó
  4. colmamos
  5. colmasteis
  6. colmaron
fut. de ind.
  1. colmaré
  2. colmarás
  3. colmará
  4. colmaremos
  5. colmaréis
  6. colmarán
condic.
  1. colmaría
  2. colmarías
  3. colmaría
  4. colmaríamos
  5. colmaríais
  6. colmarían
pres. de subj.
  1. que colme
  2. que colmes
  3. que colme
  4. que colmemos
  5. que colméis
  6. que colmen
imp. de subj.
  1. que colmara
  2. que colmaras
  3. que colmara
  4. que colmáramos
  5. que colmarais
  6. que colmaran
miscelánea
  1. ¡colma!
  2. ¡colmad!
  3. ¡no colmes!
  4. ¡no colméis!
  5. colmado
  6. colmando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

colmar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el colmar
    overweldigen; overstelpen

Vertaal Matrix voor colmar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overstelpen colmar
overweldigen colmar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvullen colmar; llenar; rellenar llenar; rellenar; repostar; volver a llenar
overstelpen abrumar; colmar de; cubrir de
overweldigen abrumar; apabullar
plomberen acolchar; cargar; colmar; empastar; llenar; rellenar
volschenken acolchar; colmar; llenar; llenar hasta el borde
vullen acolchar; cargar; colmar; empastar; llenar; llenar hasta el borde; rellenar llenar; rellenar

Synoniemen voor "colmar":


Wiktionary: colmar

colmar
verb
  1. overladen met allerlei zaken
Cross Translation:
FromToVia
• colmar → bedelven; overstelpen; verpletteren; (op)(aan)vullen ↔ combler — Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0456 seconde
Page rendered in 1.0 seconds