Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal confianza

Vertaal confianza van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

confianza:
- vertrouwen; confidentie; fiducie; geloof; sereniteit; gemoedsrust; rust; gerustheid
Wiktionary:
- confianza → vertrouwen
- confianza → moed, lef, vertrouwen, veiligheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor confianza (Spaans) in het Nederlands

confianza:

confianza [la ~] zelfstandig naamwoord

la confianza (convicción; fe; creencia)
het vertrouwen; de confidentie; de fiducie; het geloof
- vertrouwen [het ~] zelfstandig naamwoord
- confidentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- fiducie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geloof [het ~] zelfstandig naamwoord
la confianza (ecuanimidad; tranquilidad; calma; paz mental; confidencia; serenidad)
de sereniteit; de gemoedsrust; de rust; de gerustheid
- sereniteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gemoedsrust [de ~] zelfstandig naamwoord
- rust [de ~] zelfstandig naamwoord
- gerustheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la confianza
het vertrouwen
- vertrouwen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor confianza:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
confidentie	confianza; convicción; creencia; fe
fiducie	confianza; convicción; creencia; fe
geloof	confianza; convicción; creencia; fe	convicciones; convicciones religiosas; convicción religiosa; creencia; creencias; crédito; culto; doctrina; inclinación; religión
gemoedsrust	calma; confianza; confidencia; ecuanimidad; paz mental; serenidad; tranquilidad
gerustheid	calma; confianza; confidencia; ecuanimidad; paz mental; serenidad; tranquilidad
rust	calma; confianza; confidencia; ecuanimidad; paz mental; serenidad; tranquilidad	calma; descanso; intermedio; interrupción; pausa; pausa en el trabajo; paz; recreo; serenidad; tranquilidad
sereniteit	calma; confianza; confidencia; ecuanimidad; paz mental; serenidad; tranquilidad
vertrouwen	confianza; convicción; creencia; fe
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vertrouwen		confiar en; fiarse; fiarse de

Verwante woorden van "confianza":

confianzas

Synoniemen voor "confianza":

aplomo; serenidad; tranquilidad; calma; seguridad; entereza; firmeza; flema; compostura; desenvoltura; soltura; gravedad; circunspección
familiaridad; intimidad; compañerismo; amistad; aprecio
llaneza; naturalidad; franqueza; sencillez; espontaneidad; frescura; campechanía
favor; crédito; privanza; distinción; honra; valimiento; valía
fe; certeza; certidumbre; convicción; convencimiento; esperanza
libertad; sinceridad

Wiktionary: confianza

confianza

noun

het geloof in betrouwbaarheid van een persoon
- vertrouwen → confianza

Cross Translation:

From	To	Via
• confianza	→ moed; lef	↔ Mut — Gemütszustand, in dem neue Aufgaben mit Zuversicht begonnen oder fortgeführt werden
• confianza	→ vertrouwen	↔ Vertrauen — Überzeugung von der Richtigkeit bzw. Wahrheit einer Handlung oder eines anderen Menschen. In der Regel ein gegenseitiges Verhältnis der Zuverlässigkeit
• confianza	→ veiligheid	↔ security — condition of not being threatened
• confianza	→ vertrouwen	↔ trust — confidence in or reliance on some person or quality
• confianza	→ vertrouwen	↔ confiance — Sentiment de sécurité

Verwante vertalingen van confianza