Spaans

Uitgebreide vertaling voor descifrar (Spaans) in het Nederlands

descifrar:

descifrar werkwoord

  1. descifrar (solucionar; sacar en claro; decodificar)
    oplossen; ontcijferen; tot een oplossing brengen; ontwarren
  2. descifrar (arañar; rascar; cascar; )
    zich krabben; krassen
  3. descifrar (decodificar)
    decoderen; dechiffreren; ontcijferen
    • decoderen werkwoord (decodeer, decodeert, decodeerde, decodeerden, gedecodeerd)
    • dechiffreren werkwoord
    • ontcijferen werkwoord (ontcijfer, ontcijfert, ontcijferde, ontcijferden, ontcijferd)
  4. descifrar (criticar; chasquear; cascar; )
    kritiseren; afkraken; katten; kraken
    • kritiseren werkwoord (kritiseer, kritiseert, kritiseerde, kritiseerden, gekritiseerd)
    • afkraken werkwoord (kraak af, kraakt af, kraakte af, kraakten af, afgekraakt)
    • katten werkwoord (kat, katte, katten, gekat)
    • kraken werkwoord (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)
  5. descifrar (resolver; solucionar; disolver; )
    oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen
    • oplossen werkwoord (los op, lost op, loste op, losten op, opgelost)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • ontknopen werkwoord (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)
  6. descifrar (averiguar; investigar; desenredar; )
    uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • uitpluizen werkwoord (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • uitrafelen werkwoord (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
    • uitvezelen werkwoord (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
  7. descifrar

Conjugations for descifrar:

presente
  1. descifro
  2. descifras
  3. descifra
  4. desciframos
  5. descifráis
  6. descifran
imperfecto
  1. descifraba
  2. descifrabas
  3. descifraba
  4. descifrábamos
  5. descifrabais
  6. descifraban
indefinido
  1. descifré
  2. descifraste
  3. descifró
  4. desciframos
  5. descifrasteis
  6. descifraron
fut. de ind.
  1. descifraré
  2. descifrarás
  3. descifrará
  4. descifraremos
  5. descifraréis
  6. descifrarán
condic.
  1. descifraría
  2. descifrarías
  3. descifraría
  4. descifraríamos
  5. descifraríais
  6. descifrarían
pres. de subj.
  1. que descifre
  2. que descifres
  3. que descifre
  4. que descifremos
  5. que descifréis
  6. que descifren
imp. de subj.
  1. que descifrara
  2. que descifraras
  3. que descifrara
  4. que descifráramos
  5. que descifrarais
  6. que descifraran
miscelánea
  1. ¡descifra!
  2. ¡descifrad!
  3. ¡no descifres!
  4. ¡no descifréis!
  5. descifrado
  6. descifrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor descifrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kraken crujir
krassen chirrido; rasgueo; rechinamiento; rechinar
uitzoeken seleccionar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkraken cascar; chasquear; craquear; criticar; criticar duramente; desacreditar; descifrar; fraccionar
dechiffreren decodificar; descifrar
decoderen decodificar; descifrar
katten cascar; chasquear; craquear; criticar; criticar duramente; desacreditar; descifrar; fraccionar
kraken cascar; chasquear; craquear; criticar; criticar duramente; desacreditar; descifrar; fraccionar abrir; abrir bruscamente; cascar; craquear; desarmar; desempedrar; desencajar; deshacer; desmontar; forzar; ocupar ilegalmente
krassen arañar; arrastrar por el suelo; cascar; chillar; descifrar; rascar; rascarse
kritiseren cascar; chasquear; craquear; criticar; criticar duramente; desacreditar; descifrar; fraccionar
ontcijferen decodificar; descifrar; sacar en claro; solucionar
ontknopen descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; desleír; disolver; disolverse; resolver; solucionar desabrochar; desatar
ontraadselen averiguar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; solucionar
ontrafelen averiguar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; solucionar desenmarañar; desenredar; deshilachar; deshilar; desleír; desmontar; disolver
ontsleutelen descifrar
ontwarren averiguar; decodificar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; sacar en claro; solucionar desenmarañar; desenredar; deshilachar; deshilar; desleír; desmontar; disolver
oplossen decodificar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; desleír; disolver; disolverse; resolver; sacar en claro; solucionar disolver; disolverse
tot een oplossing brengen decodificar; descifrar; sacar en claro; solucionar
uitpluizen averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver
uitrafelen averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver deshilachar; deshilacharse
uitvezelen averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver
uitzoeken averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver clasificar; ordenar; seleccionar; sortear
zich krabben arañar; arrastrar por el suelo; cascar; chillar; descifrar; rascar; rascarse

Synoniemen voor "descifrar":


Wiktionary: descifrar

descifrar
verb
  1. uit code overbrengen in gewone taal
  2. qua betekenis duiden

Cross Translation:
FromToVia
descifrar ontcijferen decipher — to decode or decrypt a code or cipher
descifrar ontcijferen déchiffrer — décoder ce qui est écrit en chiffre