Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal disgusto

Vertaal disgusto van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. disgusto:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor disgusto (Spaans) in het Nederlands

disgusto:

disgusto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el disgusto (animadversión; aversión; asco; )
    de antipathie; de aversie; de afkeer; de tegenzin; de hekel; de weerzin
    • antipathie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aversie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • afkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tegenzin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hekel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • weerzin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el disgusto (tristeza de amor; desazón; mal de amor)
    het liefdesverdriet; het hartenleed; minnepijn
  3. el disgusto (desagrado; insatisfacción; malestar; )
    het onbehagen; de onvrede; het misnoegen; de onmin
    • onbehagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onvrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misnoegen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onmin [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. el disgusto (dolor; duelo; daño; )
    de pijn; het leed
    • pijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. el disgusto (enfado; enojo; rabia; )
    de boosheid
    • boosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. el disgusto (ira; cólera; despecho; )
    de gramschap
  7. el disgusto (desagrado; descontento; discordia; abatimiento)
    de ontevredenheid; het ongenoegen; het misnoegen
  8. el disgusto (malestar; incomodidad; molestia; )
    het onbehagen; de onvrede; de onaangenaamheid; de ontevredenheid; het misnoegen; de onbehaaglijkheid
  9. el disgusto (enojo; cólera; furor; )
    de verbolgenheid
  10. el disgusto (conmoción; irritaciones; irritación)
    de ergernis; de wrevel; de irritatie
    • ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • wrevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor disgusto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkeer animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión odio
antipathie animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
aversie animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
boosheid cólera; disgusto; enfado; enojo; furia; furor; indignación; irritación; malicia; rabia
ergernis conmoción; disgusto; irritaciones; irritación aflicción; agonía; azote; bromista; calamidad; congoja; daño; desgracia; dificultades; disgustos; dolor; duelo; fastidio; irritación; luto; líos; malhumor; miseria; molestia; pena; persona maliciosa; pesada; pesado; pesar; problemas; suplicio; tristeza; vejación
gramschap cólera; despecho; disgusto; enfado; enojo; furia; furor; indignación; ira; maldad; rabia
hartenleed desazón; disgusto; mal de amor; tristeza de amor
hekel animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
irritatie conmoción; disgusto; irritaciones; irritación comezónes; cosquilleos; hormigueos; irritación; picazón
leed aflicción; daño; desgracia; disgusto; dolor; duelo; miseria; pena; pesadumbre; pesar; tristeza aflicción; dolor; melancolía; pena; pesar; tristeza
liefdesverdriet desazón; disgusto; mal de amor; tristeza de amor
minnepijn desazón; disgusto; mal de amor; tristeza de amor
misnoegen abatimiento; desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia irritación
onaangenaamheid desazón; descontento; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
onbehaaglijkheid desazón; descontento; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
onbehagen desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
ongenoegen abatimiento; desagrado; descontento; discordia; disgusto
onmin desagrado; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar desacuerdo; descontento; discordia
ontevredenheid abatimiento; desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
onvrede desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia desacuerdo; descontento; discordia
pijn aflicción; daño; desgracia; disgusto; dolor; duelo; miseria; pena; pesadumbre; pesar; tristeza aflicción; melancolía; pena; pesar; tristeza
tegenzin animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
verbolgenheid cólera; disgusto; enfado; enojo; furia; furor; indignación; maldad; rabia
weerzin animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión abominación; aversión; hastío; horror; náuseas; repugnancia
wrevel conmoción; disgusto; irritaciones; irritación enojo; irritación; resentimiento

Verwante woorden van "disgusto":


Synoniemen voor "disgusto":


Wiktionary: disgusto

disgusto
noun
  1. een zaak die gevoelens van onvrede oproept
  2. het geen zin hebben in iets
Cross Translation:
FromToVia
• disgusto → boosheid; woede ↔ Ärger — eine spontane, innere, emotionale Reaktion hochgradiger Unzufriedenheit auf eine Situation, eine Person oder eine Erinnerung, die der Verärgerte verändern möchte.

Verwante vertalingen van disgusto







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0475 seconde
Page rendered in 1.0 seconds