Spaans

Uitgebreide vertaling voor encadenar (Spaans) in het Nederlands

encadenar:

encadenar werkwoord

  1. encadenar
    verbinden; samenvoegen; koppelen; aaneenschakelen
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • samenvoegen werkwoord (voeg samen, voegt samen, voegde samen, voegden samen, samengevoegd)
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
    • aaneenschakelen werkwoord (schakel aaneen, schakelt aaneen, schakelde aaneen, schakelden aaneen, aaneengeschakeld)
  2. encadenar
    aaneenschakelen
    • aaneenschakelen werkwoord (schakel aaneen, schakelt aaneen, schakelde aaneen, schakelden aaneen, aaneengeschakeld)
  3. encadenar (coger; tomar; agarrar; cautivar; poner las esposas)
    boeien; ketenen; binden; kluisteren
    • boeien werkwoord (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)
    • ketenen werkwoord (keten, ketent, ketende, ketenden, geketend)
    • binden werkwoord (bind, bindt, bond, bonden, gebonden)
    • kluisteren werkwoord (kluister, kluistert, kluisterde, kluisterden, gekluisterd)
  4. encadenar (ensartar)
    aaneenrijgen; rijgen
  5. encadenar (cautivar; poner las esposas)
    handboeien omdoen; ketenen; in de boeien slaan
    • handboeien omdoen werkwoord (doe handboeien om, doet handboeien om, deed handboeien om, deden handboeien om, handboeien omgedaan)
    • ketenen werkwoord (keten, ketent, ketende, ketenden, geketend)
    • in de boeien slaan werkwoord (sla in de boeien, slaat in de boeien, sloeg in de boeien, sloegen in de boeien, in de boeien geslagen)
  6. encadenar (atado; agarrarse a)
    vastleggen; vastketenen; vastkluisteren
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • vastketenen werkwoord (keten vast, ketent vast, ketende vast, ketenden vast, vastgeketend)
    • vastkluisteren werkwoord (kluister vast, kluistert vast, kluisterde vast, kluisterden vast, vastgekluisterd)
  7. encadenar (atrapar; comprender; detener; )
    snappen; betrappen
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • betrappen werkwoord (betrap, betrapt, betrapte, betrapten, betrapt)
  8. encadenar (coger la atención; cautivar)
    boeien; aandacht vasthouden; gekluisterd zitten

Conjugations for encadenar:

presente
  1. encadeno
  2. encadenas
  3. encadena
  4. encadenamos
  5. encadenáis
  6. encadenan
imperfecto
  1. encadenaba
  2. encadenabas
  3. encadenaba
  4. encadenábamos
  5. encadenabais
  6. encadenaban
indefinido
  1. encadené
  2. encadenaste
  3. encadenó
  4. encadenamos
  5. encadenasteis
  6. encadenaron
fut. de ind.
  1. encadenaré
  2. encadenarás
  3. encadenará
  4. encadenaremos
  5. encadenaréis
  6. encadenarán
condic.
  1. encadenaría
  2. encadenarías
  3. encadenaría
  4. encadenaríamos
  5. encadenaríais
  6. encadenarían
pres. de subj.
  1. que encadene
  2. que encadenes
  3. que encadene
  4. que encadenemos
  5. que encadenéis
  6. que encadenen
imp. de subj.
  1. que encadenara
  2. que encadenaras
  3. que encadenara
  4. que encadenáramos
  5. que encadenarais
  6. que encadenaran
miscelánea
  1. ¡encadena!
  2. ¡encadenad!
  3. ¡no encadenes!
  4. ¡no encadenéis!
  5. encadenado
  6. encadenando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor encadenar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneenschakelen encadenación
boeien esposas
ketenen esposas
koppelen conectar; unir
snappen coger; comprender
verbinden juntar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandacht vasthouden cautivar; coger la atención; encadenar
aaneenrijgen encadenar; ensartar
aaneenschakelen encadenar
betrappen atrapar; cautivar; cazar; coger; coger preso; coger prisionero; comprender; depositar; detener; detengo; encadenar; encarcelar; engastar; entender; fascinar; fijar; inmovilizar; montar; pillar; poner las esposas; prender; recoger; sorprender; tomar; trabar
binden agarrar; cautivar; coger; encadenar; poner las esposas; tomar agarrotar; amarrar; amordazar; atar; encuadernar
boeien agarrar; cautivar; coger; coger la atención; encadenar; poner las esposas; tomar fascinar; intrigar
gekluisterd zitten cautivar; coger la atención; encadenar
handboeien omdoen cautivar; encadenar; poner las esposas
in de boeien slaan cautivar; encadenar; poner las esposas
ketenen agarrar; cautivar; coger; encadenar; poner las esposas; tomar
kluisteren agarrar; cautivar; coger; encadenar; poner las esposas; tomar
koppelen encadenar acoplar; asociar; conectar; emparejar; juntar; línea de vínculo; montar; unir; vincular
rijgen encadenar; ensartar atar; enlazar
samenvoegen encadenar combinar; conglomerar; empalmar; ensamblar; fusionar; montar; unir
snappen atrapar; cautivar; cazar; coger; coger preso; coger prisionero; comprender; depositar; detener; detengo; encadenar; encarcelar; engastar; entender; fascinar; fijar; inmovilizar; montar; pillar; poner las esposas; prender; recoger; sorprender; tomar; trabar captar; coger en flagrante; comprender; concebir; darse cuenta de; entender
vastketenen agarrarse a; atado; encadenar
vastkluisteren agarrarse a; atado; encadenar
vastleggen agarrarse a; atado; encadenar amarrar; anotar; apuntar; atar a una cuerda; colocar; contratar; escribir; estipular; fijar; imponer dinero; indexar; inscribir; poner en papel; registrar; reservar un viaje; sujetar
verbinden encadenar abotonar; abrochar; acoplar; atar; colocar; combinar; conectar; conectar(se); encordar; enlazar; fijar; juntar; sujetar; unir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen emparejamiento; emparejamiento de dispositivo; vinculación
samenvoegen combinación

Synoniemen voor "encadenar":