Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor enclavijar (Spaans) in het Nederlands

enclavijar:

enclavijar werkwoord

  1. enclavijar (clavar con alfileres; fijar; taladrar; alfilerar)
    pinnen; spelden
    • pinnen werkwoord (pin, pint, pinde, pinden, gepind)
    • spelden werkwoord (speld, speldt, speldde, speldden, gespeld)
  2. enclavijar (corresponderse)
    overeenkomstig zijn; corresponderen
  3. enclavijar
    vastpinnen; vastprikken; vastspelden
    • vastpinnen werkwoord (pin vast, pint vast, pinde vast, pinden vast, vastgepind)
    • vastprikken werkwoord (prik vast, prikt vast, prikte vast, prikten vast, vastgeprikt)
    • vastspelden werkwoord (speld vast, speldt vast, speldde vast, speldden vast, vastgespeld)

Conjugations for enclavijar:

presente
  1. enclavijo
  2. enclavijas
  3. enclavija
  4. enclavijamos
  5. enclavijáis
  6. enclavijan
imperfecto
  1. enclavijaba
  2. enclavijabas
  3. enclavijaba
  4. enclavijábamos
  5. enclavijabais
  6. enclavijaban
indefinido
  1. enclavijé
  2. enclavijaste
  3. enclavijó
  4. enclavijamos
  5. enclavijasteis
  6. enclavijaron
fut. de ind.
  1. enclavijaré
  2. enclavijarás
  3. enclavijará
  4. enclavijaremos
  5. enclavijaréis
  6. enclavijarán
condic.
  1. enclavijaría
  2. enclavijarías
  3. enclavijaría
  4. enclavijaríamos
  5. enclavijaríais
  6. enclavijarían
pres. de subj.
  1. que enclavije
  2. que enclavijes
  3. que enclavije
  4. que enclavijemos
  5. que enclavijéis
  6. que enclavijen
imp. de subj.
  1. que enclavijara
  2. que enclavijaras
  3. que enclavijara
  4. que enclavijáramos
  5. que enclavijarais
  6. que enclavijaran
miscelánea
  1. ¡enclavija!
  2. ¡enclavijad!
  3. ¡no enclavijes!
  4. ¡no enclavijéis!
  5. enclavijado
  6. enclavijando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor enclavijar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spelden alfileres
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
corresponderen corresponderse; enclavijar anillar; cartearse con alguien; concordar con; convenir; corresponder a; corresponderse; escribir; pactar; parecer; responder a; semejar
overeenkomstig zijn corresponderse; enclavijar
pinnen alfilerar; clavar con alfileres; enclavijar; fijar; taladrar
spelden alfilerar; clavar con alfileres; enclavijar; fijar; taladrar
vastpinnen enclavijar
vastprikken enclavijar
vastspelden enclavijar

Synoniemen voor "enclavijar":