Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor encomendar (Spaans) in het Nederlands

encomendar:

encomendar werkwoord

  1. encomendar (mandar; encargar; instruir; dar un encargo; ordenar)
    opdracht geven; instrueren; opdragen; instructie geven
    • opdracht geven werkwoord (geef opdracht, geeft opdracht, gaf opdracht, gaven opdracht, opdracht gegeven)
    • instrueren werkwoord (instrueer, instrueert, instrueerde, instrueerden, geïnstrueerd)
    • opdragen werkwoord (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
    • instructie geven werkwoord
  2. encomendar (decretar; mandar; encargar; )
    opdragen; decreteren; bevelen; verordenen; verordonneren; gelasten; gebieden; commanderen
    • opdragen werkwoord (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • bevelen werkwoord (beveel, beveelt, beval, bevolen, bevolen)
    • verordenen werkwoord (verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
    • verordonneren werkwoord (verordonneer, verordonneert, verordonneerde, verordonneerden, verordonneerd)
    • gelasten werkwoord (gelast, gelastte, gelastten, gelast)
    • gebieden werkwoord (gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)
    • commanderen werkwoord (commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)

Conjugations for encomendar:

presente
  1. encomiendo
  2. encomiendas
  3. encomienda
  4. encomendamos
  5. encomendáis
  6. encomiendan
imperfecto
  1. encomendaba
  2. encomendabas
  3. encomendaba
  4. encomendábamos
  5. encomendabais
  6. encomendaban
indefinido
  1. encomendé
  2. encomendaste
  3. encomendó
  4. encomendamos
  5. encomendasteis
  6. encomendaron
fut. de ind.
  1. encomendaré
  2. encomendarás
  3. encomendará
  4. encomendaremos
  5. encomendaréis
  6. encomendarán
condic.
  1. encomendaría
  2. encomendarías
  3. encomendaría
  4. encomendaríamos
  5. encomendaríais
  6. encomendarían
pres. de subj.
  1. que encomiende
  2. que encomiendes
  3. que encomiende
  4. que encomendemos
  5. que encomendéis
  6. que encomienden
imp. de subj.
  1. que encomendara
  2. que encomendaras
  3. que encomendara
  4. que encomendáramos
  5. que encomendarais
  6. que encomendaran
miscelánea
  1. ¡encomienda!
  2. ¡encomendad!
  3. ¡no encomiendes!
  4. ¡no encomendéis!
  5. encomendado
  6. encomendando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor encomendar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verordenen declaración; determinación; imposición
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevelen dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar dar orden de; decretar; dictar; disponer; mandar; obligar; ordenar; prescribir
commanderen dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero
decreteren dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar anunciar; dar orden de; declarar; decretar; mandar; notificar; ordenar; proclamar; promulgar
gebieden dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar dar orden de; decretar; dictar; disponer; estipular; fijar; mandar; obligar; ordenar; prescribir
gelasten dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar dar orden de; decretar; dictar; disponer; estipular; fijar; mandar; obligar; ordenar; prescribir
instructie geven dar un encargo; encargar; encomendar; instruir; mandar; ordenar
instrueren dar un encargo; encargar; encomendar; instruir; mandar; ordenar
opdracht geven dar un encargo; encargar; encomendar; instruir; mandar; ordenar encargar
opdragen dar orden de; dar un encargo; decretar; encargar; encomendar; instruir; mandar; obligar; ordenar agobiar; cargar; dar orden de; decretar; encargar; gravar; mandar; ordenar; pesar sobre
verordenen dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar dar orden de; decretar; mandar; ordenar; proclamar; promulgar
verordonneren dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar

Synoniemen voor "encomendar":


Wiktionary: encomendar

encomendar
verb
  1. over iets of iemand bij iemand (positief) vertellen en adviseren om datgene/diegene te gebruiken/in te schakelen
  2. diensten, kennis, goederen etc. delen of beschikbaarstellen aan een betrouwbaar persoon

Cross Translation:
FromToVia
encomendar aanbevelen empfehlen — (reflexiv) geh.|, veraltend, in Höflichkeitsformeln: einen Gruß entbieten