Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor encordar (Spaans) in het Nederlands

encordar:

encordar werkwoord

  1. encordar (abotonar; atar; abrochar)
    verbinden; aan elkaar binden; samenbinden; aaneenbinden
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • aan elkaar binden werkwoord
    • samenbinden werkwoord (bind samen, bindt samen, bond samen, bonden samen, samengebonden)
    • aaneenbinden werkwoord (bind aaneen, bindt aaneen, bond aaneen, bonden aaneen, aaneengebonden)
  2. encordar (atar)
    samenknopen; knopen
    • samenknopen werkwoord (knoop samen, knoopt samen, knoopte samen, knoopten samen, samengeknoopt)
    • knopen werkwoord (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)

Conjugations for encordar:

presente
  1. encuerdo
  2. encuerdas
  3. encuerda
  4. encordamos
  5. encordáis
  6. encuerdan
imperfecto
  1. encordaba
  2. encordabas
  3. encordaba
  4. encordábamos
  5. encordabais
  6. encordaban
indefinido
  1. encordé
  2. encordaste
  3. encordó
  4. encordamos
  5. encordasteis
  6. encordaron
fut. de ind.
  1. encordaré
  2. encordarás
  3. encordará
  4. encordaremos
  5. encordaréis
  6. encordarán
condic.
  1. encordaría
  2. encordarías
  3. encordaría
  4. encordaríamos
  5. encordaríais
  6. encordarían
pres. de subj.
  1. que encuerde
  2. que encuerdes
  3. que encuerde
  4. que encordemos
  5. que encordéis
  6. que encuerden
imp. de subj.
  1. que encordara
  2. que encordaras
  3. que encordara
  4. que encordáramos
  5. que encordarais
  6. que encordaran
miscelánea
  1. ¡encuerda!
  2. ¡encordad!
  3. ¡no encuerdes!
  4. ¡no encordéis!
  5. encordado
  6. encordando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor encordar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knopen anudar
verbinden juntar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar binden abotonar; abrochar; atar; encordar anudar; atar; ligar
aaneenbinden abotonar; abrochar; atar; encordar
knopen atar; encordar abotonar; abrochar; agarrotar; amarrar; amordazar; anudar; atar; ligar
samenbinden abotonar; abrochar; atar; encordar
samenknopen atar; encordar
verbinden abotonar; abrochar; atar; encordar abotonar; abrochar; acoplar; colocar; combinar; conectar; conectar(se); encadenar; enlazar; fijar; juntar; sujetar; unir