Spaans

Uitgebreide vertaling voor enrollar (Spaans) in het Nederlands

enrollar:

enrollar werkwoord

  1. enrollar (rebobinar)
    opwikkelen; opwinden; haspelen; op een haspel winden; opklossen
    • opwikkelen werkwoord (wikkel op, wikkelt op, wikkelde op, wikkelden op, opgewikkeld)
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • haspelen werkwoord (haspel, haspelt, haspelde, haspelden, gehaspeld)
    • opklossen werkwoord
  2. enrollar (subir a fuerza de rodar; arrollar; dar cuerda; alzar)
    opdraaien; omhoogdraaien; hoger draaien
    • opdraaien werkwoord (draai op, draait op, draaide op, draaiden op, opgedraaid)
    • omhoogdraaien werkwoord (draai omhoog, draait omhoog, draaide omhoog, draaiden omhoog, omhooggedraaid)
    • hoger draaien werkwoord (draai hoger, draait hoger, draaide hoger, draaiden hoger, hoger gedraaid)
  3. enrollar (abrazar; rodear; tornar; )
  4. enrollar (enroscar)

Conjugations for enrollar:

presente
  1. enrollo
  2. enrollas
  3. enrolla
  4. enrollamos
  5. enrolláis
  6. enrollan
imperfecto
  1. enrollaba
  2. enrollabas
  3. enrollaba
  4. enrollábamos
  5. enrollabais
  6. enrollaban
indefinido
  1. enrollé
  2. enrollaste
  3. enrolló
  4. enrollamos
  5. enrollasteis
  6. enrollaron
fut. de ind.
  1. enrollaré
  2. enrollarás
  3. enrollará
  4. enrollaremos
  5. enrollaréis
  6. enrollarán
condic.
  1. enrollaría
  2. enrollarías
  3. enrollaría
  4. enrollaríamos
  5. enrollaríais
  6. enrollarían
pres. de subj.
  1. que enrolle
  2. que enrolles
  3. que enrolle
  4. que enrollemos
  5. que enrolléis
  6. que enrollen
imp. de subj.
  1. que enrollara
  2. que enrollaras
  3. que enrollara
  4. que enrolláramos
  5. que enrollarais
  6. que enrollaran
miscelánea
  1. ¡enrolla!
  2. ¡enrollad!
  3. ¡no enrolles!
  4. ¡no enrolléis!
  5. enrollado
  6. enrollando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor enrollar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haspelen enrollar; rebobinar atrapañar; desperdiciar; estropear; hacer cosas de casa por afición
hoger draaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
in elkaar rollen enrollar; enroscar
ineenrollen enrollar; enroscar
omhoogdraaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
op een haspel winden enrollar; rebobinar
opdraaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
opklossen enrollar; rebobinar
opwikkelen enrollar; rebobinar
opwinden enrollar; rebobinar estimular; excitar; incitar
zich omdraaien abrazar; apartarse; cambiar de dirección; dar la vuelta; dar media vuelta; darse la vuelta; desfigurar; enrollar; estrechar entre los brazos; rebobinar; rodear; tornar; tornarse

Synoniemen voor "enrollar":


Wiktionary: enrollar

enrollar
verb
  1. (overgankelijk) in een omhulsel doen
  2. zich ~, tot een rol vormen

Cross Translation:
FromToVia
enrollar winden; wikkelen wind — turn coils of something around
enrollar oprollen; strengelen; wikkelen; winden enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.