Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal estigma

Vertaal estigma van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

estigma:
- brandmerk; stigma; wondteken van Christus; brandteken
- lakzegel; lakstempel; waarborg; keur

Spaans

Uitgebreide vertaling voor estigma (Spaans) in het Nederlands

estigma:

estigma [el ~] zelfstandig naamwoord

el estigma (marca; hierro)
het brandmerk
- brandmerk [het ~] zelfstandig naamwoord
el estigma (marca; hierro)
het stigma; wondteken van Christus
- stigma [het ~] zelfstandig naamwoord
- wondteken van Christus [znw.] zelfstandig naamwoord
el estigma (marca identificadora; símbolo)
brandteken
- brandteken [znw.] zelfstandig naamwoord

estigma [la ~] zelfstandig naamwoord

la estigma (sello de lacre; timbre; precinto; cuño; estampilla)
de lakzegel; de lakstempel
- lakzegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lakstempel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la estigma (imprenta; sello de garantía)
de waarborg; de keur
- waarborg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- keur [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor estigma:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
brandmerk	estigma; hierro; marca
brandteken	estigma; marca identificadora; símbolo
keur	estigma; imprenta; sello de garantía	colección; elección; escogimiento; selección; surtido; élite
lakstempel	cuño; estampilla; estigma; precinto; sello de lacre; timbre
lakzegel	cuño; estampilla; estigma; precinto; sello de lacre; timbre
stigma	estigma; hierro; marca	característica; cualidad
waarborg	estigma; imprenta; sello de garantía	caución; dita; fianza; garantía; prenda
wondteken van Christus	estigma; hierro; marca

Verwante woorden van "estigma":

estigmas

Synoniemen voor "estigma":

anatema; condena; execración; reprobación; censura; repulsa
baldón; oprobio; injuria; afrenta; agravio; ofensa; provocación; ultraje; deshonor; deshonra; borrón; mancha; degradación; manchón; tachadura; chafarrinada; mácula; tacha; tizón
sambenito; descalificación; descrédito